Ik droogde me af in de badkuip, toen ik in de linkerzij iets hards voelde. Voorzichtig drukte ik er tegenaan: het zat precies in mijn middel. En het voelde keihard, als een stuk bot. In paniek greep ik naar dezelfde plek aan de rechterzij maar daar gleed mijn hand gewoon naar beneden, zonder weerstand.
Ik ben toch niet ziek? Dat dacht ik, want ik was de laatste tijd flink afgevallen.
Iets wat ik omarmde, aangezien er wel een kilo of vijf af mocht. De huisarts stuurde me, na een zeer ongemakkelijke voelsessie, naar het ziekenhuis voor een echo. Of ik even van tevoren anderhalve liter water wilde drinken. Want de blaas moet gevuld zijn, volgens het verwijsbriefje.
Nooit geweten hoe pijnlijk het is om hoge nood te hebben met ruim een liter water in je blaas. Het wachten duurde lang, iemand met een blindedarmontsteking ging uiteraard voor, maar ik moest zo verschrikkelijk nodig dat ik wit wegtrok. “Anders plas je gewoon een beetje”, adviseerde m’n vriend, wiens hand ik al een uur fijnkneep. Op het toilet ontdekte ik dat ‘een klein beetje urineren’ geen optie is bij extreem hoge nood. “Sorry…”, zei ik beschaamd toen ik daarna de echoscopist onder ogen kwam.”Het duurde te lang, ik ben naar de wc geweest.”
“O…”, zei hij laconiek. “Die anderhalve liter staat standaard op het briefje, maar voor deze echo had dat niet gehoeven…” Drie minuten later kon hij bevestigen waarom het zo’n marteling geweest was : “U heeft een wel héél kleine blaas.” Uitslag: alle organen lagen er uitstekend bij. De vrees voor een kankergezwel verdween als sneeuw voor de zon. Maar wat zat er dan in godsnaam in mijn buik?
“Een lipoom. Vaak na een val, of bij een bloeduitstorting kapselt bloed zich aan vet vast”, zei de arts twee weken later in het Leidse ziekenhuis. “Ik wil toch een MRI-scan laten maken. Want deze is wel erg groot. Een MRI toont elke verandering in structuur en dan weten we precies hoe het zit.” “Eh.. ik ben licht claustrofobisch”, mompelde ik. Dat was een understatement. Nadat ik bij een concert bijna tot moes was gedrukt, brak het zweet me uit in kleine ruimtes, in de lift of op plekken waar veel mensen samen waren. “De laborant is bij je. Grote kans dat je niet met je hoofd in de tunnel hoeft, omdat het rond je middel zit.” Na een kritische blik voegde hij daar aan toe: “Garanderen kan ik het niet, je bent best klein.”
Uiteraard lag ik er van top tot teen in. Zowel adem als ogen hield ik stokstijf dicht toen ik als een lijk in de ‘oven’ geschoven werd. “Niet zeiken, doorzetten”, sprak ik mezelf moed in. Via een koptelefoon hoorde ik het getik van de scan tussen de muziek door. “Gaat het nog?” De stem van de laborant was een lelijke dissonant. Na wat als een uur aanvoelde maar in werkelijkheid twintig minuten was, schoof ik uit de lade. “Kom maar langzaam rechtop zitten”, zei de laborant. “Dat maak ik zelden mee dat iemand nauwelijks beweegt.” “Dat is pure angst,” zei ik, een beetje opgelucht.
Op het kantoor van de arts zag ik een week later het resultaat: een buikdwarsdoorsnede in grijstinten. Ergens aan de zijkant, hij hield de foto tegen de lichtbak, was met een stift de ‘plek’ aangeduid. Het enige dat opviel waren twee indrukwekkende, donkergrijze cirkels. “Dat zijn je rugspieren.” “Wow, dat ziet er mooi uit”, zei ik. “Je hebt sterke rugspieren”, concludeerde de arts droog terwijl ik trots naar m’n vriend keek. “En dat?” Ik wees naar de lichtgrijze buitenrand. “Dat is je buikvet”. Oeps.
“Het is goed dat we alsnog een punctie hebben gedaan, en dat je kunt voelen dat er iets zit. Want op de MRI zie je geen verandering in structuur. Toch is het een lipoom.” De arts schoof z’n bril op het voorhoofd en pakte de scan van de ligbak. Hij legde het zowat tegen z’n blote oog. “Fascinerend”. De collega die daarna om de hoek kwam kijken, moest binnenkomen: “Ernst, kijk eens mee. Hoe bijzonder dit. Ik heb zelden zulk mooi, egaal vet gezien. En jij?” Ernst knikte.
Mijn vriend keek vol trots, ik schaamde me. “Ik zei het toch” zei hij op de terugweg. “Je bent hartstikke mooi, je hebt geen putje, geen vetrol niks. Nu hoor je het ook eens van een deskundige.” De lipoom is er destijds meteen uitgesneden, de relatie is al jaren uit maar het egale buikvet-verhaal is een blijvertje gebleken. Het is de favoriet van m’n jongste dochter en doet het nog steeds goed op feesten en partijen.