“Je moet blijven bewegen, niet stoppen of stilstaan!” De toon, ongetwijfeld goed bedoeld, klinkt nogal belerend. Hij rent, met grote passen, langs me. Het lijkt eerder op springen, deze man loopt lichtjes, alsof hij danst. Vind ik dus knap, als je hardlopen er zo gemakkelijk uit laat zien.
Achter me hoor ik zware, minder snelle stappen naderen. Ze hijgt en als de vrouw me inhaalt zie ik een rood aangelopen hoofd. Het is zondagochtend negen uur; naar mijn gevoel te vroeg om met de hond te lopen, maar niemand in ons huishouden is verder ontwaakt. Mijn haar is ontploft van het nachtelijke woelen, onder mijn winterjas draag ik een dikke pyjamabroek en winterlaarzen.
Wandelen door het park in de vrieskou, op dit tijdstip, zie ik als een gezonde weekendoverwinning. Maar dit koppel bij het rode verkeerslicht naast me is next level. “Laten we oversteken”, zegt zij terwijl ze aanstalten maakt. Ze is net zo klein en struis als ik.
“Nee, dit is een gevaarlijk kruispunt, Lisa”, besluit hij vaderlijk, en duwt haar met dwingende hand tegen het borstbeen terug. “Je kent deze omgeving helemaal niet,” Laat hem even heel snel met zijn atletische poten van Lisa afblijven, denk ik. Maar ik heb door mijn lichtontvlambaarheid duidelijk iets over het hoofd gezien.
Lisa kijkt, al lopend op de plaats, helemaal verliefd zijn kant op. Ik staar stoïcijns naar het rode poppetje aan de overkant. “Pfff… Pepijn. Het valt me zo… Vies… Tegen. Dit”, hijgt ze. “Kom op meid”, antwoordt hij. “We moeten nog een heel eind, je moet er echt doorheen.”
Het zal wel aan mij liggen, maar het lijkt me sterk dat Lisa haar runners high vandaag bereikt. Wat weet ik er ook van, ik was na vijf minuten vast al ingestort. Pepijn staat wijdbeens en wisselt het gewicht van links naar rechts. Is dit nu mansplaining?, vraag ik me af. Het ziet er, net als Pepijns sportkleding, professioneel uit. Hij praat over proneren, en hoe Lisa d’r hak verkeerd afzet.
Ze vindt hem, denk ik, knap. Ik ben een slechte graadmeter voor wat de gemiddelde vrouw mooi aan een man vindt. Ik houd van Benicio del Toro’s. Van die mannen die tot in de kleine uurtjes donkere dingen doen en bij wie dat duidelijk sporen in hun gezicht nalaat. Ruwe energie, groeven in het gelaat, dat idee. Niet het standaardtype waar iedere vrouw een crush op heeft.
Pepijn is een gladde jongen, met loeistrakke kaken en nul procent vet. Iemand die lachend twee triatlons per week finisht. En ook een man die het liefst een vrouw iets leert. Geloof me, daar kunnen we de gracht mee dempen, mannen die vrouwen koste wat kost van alles willen bijbrengen.
Als ze wegsprinten op het moment dat het eindelijk groen wordt, zie ik mezelf in de weerspiegeling van een leegstaande winkel. Ik zie er niet uit! Wat een gevaarte ben ik als ik me dik inpak, al heeft het wilde kapsel wel iets vrolijks. Misschien toch maar weer eens naar de sportschool. De rondingen dijen nu echt uit.
Ik neem de lange route langs de IJssel. Als ik na anderhalf uur met ijskoude konen de buurt inloop, zie ik Pepijn weer. Hij doet wat rekoefeningen tegen een muur op de hoek van de straat. Hij ziet er nog net zo onaangetast uit als bij het verkeerslicht, geen spoor van de oosterse vrieskou op het getrainde lichaam. Zijn loopmaatje is echter in geen velden of wegen te bekennen.
Ik hoop dat Lisa languit op de bank ligt met een kopje thee, of nog beter: een warme chocomel. Mét slagroom.
