Soms denk ik: misschien moet ik me bijscholen, om mijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. En zo dacht ik ineens aan: dromenanalist. Dromen fascineren me.
Mijn lievelingsdroom is de lucide droom: waarin je ineens doorhebt dat je droomt, en je de boel zelf kunt sturen. Daar was ik uitzonderlijk goed in. Zodra ik het doorhad, ging ik los. Maar dan ook echt los.
Geen idee waarom, maar die lucide dromen gingen (bijna) altijd over seks. Eíndelijk seks met Channing Tatum. Of met een wildvreemde, midden op straat. Zo heb ik ook eens een orgie opgeroepen — iets wat ik in het echte leven too much zou vinden — maar gewoon om dat ook maar eens op deze manier te ervaren. Want tja, het is maar een droom, dus waarom ook niet, je neemt het ervan, toch? Het had iets van hoe ik vroeger met mijn legopoppetjes speelde. Eerst bouwde ik de hele stad, met villa’s, auto’s en snelwegen, en daarna liet ik ze bij elkaar langswippen. Die lucide dromen hebben diezelfde soort spanning en onbegrensdheid: alles kan, alles mag.

Maar goed, ik heb al jaren geen lucide droom meer gehad. Geen idee waar het is misgegaan. Is het de leeftijd? Slaaptekort? Zijn mijn hersenen inmiddels gewoon uitgelucidedroomd?
Dan zijn er van die dromen die bepalen of ik met een blij hoofd of licht paranoïde de dag begin. Als een dierbare me in mijn droom bedriegt, kan ik die de volgende dag serieus even niet luchten of zien. Het werkt ook andersom: dromen waarin ik smoorverliefd word op iemand die ik hooguit vaag ken, en nooit als liefdesoptie zag. Een verre kennis, de pokdalige groenteboer… En dan word ik wakker en denk ik: goh, die heeft eigenlijk wel wat.
Gek genoeg ging mijn laatste romantische droom over een jongensachtig type (wel van mijn leeftijd, begrijp me niet verkeerd), met een grijze hoodie. Een paar maanden later ontmoette ik mijn huidige liefde: jongensachtig, vaak in een grijze hoodie. Was het een voorspellende droom? Of gewoon toeval?
De zeldzaamste, maar meest indrukwekkende dromen die ik heb, zijn die over overleden dierbaren: de ‘visitatiedromen’. Vlak na hun dood had ik die over mijn oma, mijn beste vriendin en mijn beste vriend. Alsof ze nog even afscheid kwamen nemen. Ik werd steeds huilend wakker, omdat ik het gevoel had dat ik ze echt had gezien, gesproken of zelfs aangeraakt. Na het overlijden van mijn moeder droomde ik één keer over haar. Mijn zus ook, in precies dezelfde nacht. Zij droomde dat onze moeder haar de weg wees. Ik dat ze mijn maten opnam voor het maken van een kledingstuk. Daarna: niets meer.
Maar er is één droom die altijd terugkomt. Een heel irritante: het parcours. Ik moet rennen, springen van hoge daken, klimmen over een eindeloze schutting waar ik steeds vanaf glijd, me door onmogelijke luikjes wringen… Alsof ik in een virtual game zit. Echt zo’n droom waar je doodmoe van wakker wordt.
Ik snap die droom dus ook niet. Tot iemand me eens vertelde dat ze in trance ‘visueel met dieren kan praten’. Dat ze dan ziet, vanuit dierenogen, waar het zich begeeft: over daken, door struiken, via kattenluikjes. Ineens dacht ik: dat is mijn droom! Het zou dus zomaar kunnen zijn dat ik in die droom visueel met katten praat.
Ach, misschien zijn dromen hersenflarden, oude gedachten die nog even aan het natrillen zijn. Kliekjes van de dag ervoor, vermengd met jeugdtrauma’s en een beetje fantasie.
En misschien wil ik daarom wel dromenanalist worden. Omdat ik er geen reet van snap.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
