Buurvrouw Anne heeft klussers over de vloer. Die zouden aanvankelijk twee weken met de badkamer bezig zijn, maar het is inmiddels vier weken aan de gang. Vandaag wordt er nog vrolijk in de achtertuin met een slijptol gewerkt.
Na een week bleek douchen bij andere buren voor Anne en haar pubers onhandig, dus kwam er een mobiele douche in de tuin. Er zit slechts een dunne klimopschutting tussen onze stadstuintjes. De afgelopen vier weken voelde qua omgevingsgeluid alsof ik zelf gezellig op de camping stond.
Niks mis mee, al ben ik niet zo’n mensenliefhebber en drink ik m’n koffie graag in mijn eigen tuin in alle rust. Dat is geen lekkere combinatie met rokende bouwvakkers op een halve meter afstand. Ondanks dat ik hun gesprekken letterlijk kan volgen, erger ik me slechts aan één ding: Teddie, mijn hond. Zij is net als ik, gek op het gezin naast ons, maar heeft het gevoel dat die familie, plus hun territorium, de hare is. Dus blaft ze naar elk geluid aan de andere kant.
Als je zelf niet midden in de puinzooi leeft, en de stress niet hebt van het feit dat de verbouwing tegenzit (bij wie is het ooit wél sneller klaar dan beoogd?) ontdek je de gekste dingen. Zo weet ik nu dat de grofvuilcontainer voor mijn deur een onweerstaanbare aantrekkingskracht op velen uitoefent. Wegens parkeergebrek van de buuf staat het rode ding pal voor mijn woonkamer. Hij is lelijk, maar ik heb er geen last van. Sterker nog: ik ben er inmiddels hevig door gefascineerd.
De eerste dagen stapelde het puin zich zoals gebruikelijk op. Van de buuf mochten we er heus een beetje grofvuil ingooien. Dat bleef bij wat oud speelgoed van Charlie, een verhuisdoos en een kapotte bureaulamp. Na bijna twee weken viel het me op dat er een hele bodem aan troep uit de container was verdwenen. “Ja, zei Charlie”, die vlak naast het raam een serie op Netflix had liggen bingen. “Vanmiddag heeft iemand die badkuip er gewoon uitgehaald. En net fietste er een vieze man met mijn lampje weg.” Wie heeft er behoefte aan een oude, kapotgetrokken badkuip, dacht ik. Het is niet bepaald een lekker vintage model.
De daaropvolgende nacht zit ik slaperig rond drie uur op het toilet in mijn badkamer, als ik door het raam twee fietsende jongens zie. Ze draaien rondjes om de container. Beneden blaft Teddie aanhoudend geïrriteerd. Iets wat ik overdag vervelend vind, maar nu juist gewenst is.
De jongens laten zich niet tegenhouden door het geluid van een woeste cockerspaniël en struinen letterlijk door de container. Zijn ze dronken, vraag ik me af. Als ik het raampje zachtjes op een kier zet, hoor ik het woord ‘koperdraad’ en dan fietsen ze op hun gemak weg. Zo te zien heeft er een de verhuisdoos te pakken.
Vanochtend stapte ik de voordeur uit om de hond uit te laten. Ted blafte naar een vrouw die met haar hoofd in de container verdween. “Sorry”, zei ze, “is dit van u?” Ze wees naar een houten tafeltje. “Nee, van de buurvrouw, denk ik.” “Dan neem ik ’m mee.” Als ik het later aan de buuf vertel, zegt ze: “Maar ik heb er helemaal geen tafeltje ingegooid. Jij?” Ik schud mijn hoofd. De wegen van een kringloop zijn ondoorgrondelijk.
We zitten nu in week vijf, de hardcore niet te verkopen of hergebruiken troep is het enige residu. ‘Het einde van de verbouwing komt duidelijk in zicht’, appte Anne met wat foto’s van de badkamer die er redelijk compleet en nieuw uit zag. Ze had van een buurman gehoord dat een andere buurvrouw moeite heeft met de rode container. Zij vroeg zich af wanneer dat ding eindelijk eens wegging.
Ik voelde me enorm aangevallen en belde haar op: “Wel verdorie, dat ding staat alleen voor MIJN woonkamer, hè?” Teddie heeft het territoriale niet van een vreemde. “Ik heb er geen last van Anne. Sterker nog”, lachte ik. “Ik ga alle obscure types missen als dat ding straks weg is.”
