Columnist Carol Rock (45) schrijft over wat haar opvalt in het nieuws. Deze week heeft ze het over vlees eten en waarom zij daar weinig mee heeft.
Natuurlijk wist ik dat de laatste uren op het aardse voor de dieren achter de sudderlapjes, kippendijen en rundervinken niet bepaald aangenaam waren. Toch is het elke keer weer schrikken om geconfronteerd te worden met hoe onaangenaam het precies moet zijn geweest. Met afgelopen zondag bij Lubach als absoluut dieptepunt.
Toen ik op kamers ging wonen stond ik algauw voor het eeuwige dilemma: pasta bolognese of de donderdagmiddagborrel. De borrels wonnen het altijd. Vlees aten we alleen als de StuFi net gestort was, of bij de roti kip die we voor vijf gulden vijftig bij onze favoriete toko haalden.
Eerlijk gezegd heb ik weinig met vlees. De gedachte eraan doet me niet bepaald watertanden. Integendeel. Dat begon toen ik als kleuter op vakantie in Suriname mocht toekijken hoe mijn oom een kip slachtte. Met grote ogen keek ik toe hoe de kip zonder kop nog een laatste verward rondje rende en direct daarna het leven liet. Vrije-uitloopkip tot aan haar onfortuinlijke dood.
Lees ook
Carol over Sinterklaas: ‘Laten we onze harde oordelen inruilen voor empathie’
Wat mij echt deed besluiten geen hap van die kakelvers bereide kip te eten, was de ondraaglijke geur die ik als stadsmeisje niet meer uit mijn neus en gedachten kreeg. Sindsdien gaat mijn eetlust volledig op slot bij het zien van een minuscuul veertje dat aan een kippenpoot is blijven hangen. Of toen wij een paar jaar geleden een week van prachtige safaritochten door Kenia afsloten met een bezoek aan een beroemd restaurant met de veelzeggende naam ‘The Carnivore’. Het thema, de naam laat het zich al raden, lag helemaal in het verlengde van the Big Five, die we tijdens de trip hadden mogen afvinken. Een selectie van dat wild werd nu vol trots aan een giga-spies door het personeel aan ons gepresenteerd. Toen de zebra voorbijkwam, voelde ik me verdrietig en misselijk tegelijk. Ook ontdekte ik die dag dat ik eigenlijk alleen van vlees houd waarvan bijna niet te achterhalen is dat het ooit een dier is geweest. Dan kom je dus algauw uit bij kipfilet.
Lees ook
Carol over dateleed: ‘Hard to get spelen als je 48 bent, is echt kinderachtig’
We zijn nu jaren verder en ergens vind ik mezelf echt een loser dat ik de overstap naar de wereld van vegetariërs nog steeds niet heb gemaakt. Die paar zielige stukjes kipfilet die af en toe in de wok belanden, zijn eigenlijk vooral voor de structuur. Die kan ik dus net zo goed vervangen door tofu. En als we onze zomervakantie in Zuid-Europa doorbrengen, vliegen niet alleen mijn principes van ‘alleen in het weekend alcohol’, maar ook die van ‘nooit meer varkensvlees’ bij bosjes overboord en geef ik me te makkelijk over aan echt goeie chorizo en flinterdunne plakjes prosciutto die bijna lijken te smelten op mijn tong. Totdat mijn huid in opstand komt en mijn gezicht verschijnselen van een maanlandschap begint te vertonen.
Over een paar weken beginnen we aan het derde decennium van deze eeuw en ik vraag me af of dit het moment is om die sneue brokken kipfilet (weliswaar altijd biologisch) ook maar vaarwel te zeggen. 1,7 miljoen dieren worden er elke dag geslacht, mijn kipfilet is slechts één van de twintig kippen die elke seconde aan haar einde komt. Ik ben er stiekem toch een beetje klaar mee.