Een burn-out meemaken is zwaar, en de terugkeer op je werk niet altijd gemakkelijk. Je collega’s proberen je – goedbedoeld natuurlijk – te ontzien. Onterecht, zo blijkt uit onderzoek. Een burn-out kan je juist sterker maken.
Die kracht komt voort uit posttraumatische groei. We spraken erover met Tinka van Vuuren, hoogleraar Vitaliteitsmanagement aan de Open Universiteit.
Een burn-out kan je dus sterker maken, zo is te lezen in het onderzoek van Greet Vonk, ondersteund door de Open Universiteit. Is dat iets waar ‘we’ nog niet voldoende van doordrongen zijn?
“Vooropgesteld: een burn-out is echt vreselijk. Niet iets om naar te verlangen. Maar áls je erin zit, dan kan het ertoe leiden dat mensen andere keuzes gaan maken, waardoor ze uiteindelijk beter af zijn.”
En dat komt dus door posttraumatische groei?
“Ja. Een flinke portie ellende kan mensen juist sterker maken, zo blijkt uit tal van studies. Posttraumatische groei na tegenslag zit ingebakken in de mens. Wie de ellende van bijvoorbeeld een ongeluk, scheiding of ontslag doormaakt, krijgt na natuurlijk eerst een zware periode, ook weer nieuwe wijsheid en energie. En dat geldt eigenlijk voor alle misère, dus ook voor de burn-out. Door een burn-out leer je jezelf beter kennen.”
Is er veel onderzoek gedaan naar posttraumatische groei in combinatie met een burn-out?
“Nee. Dat is eigenlijk nieuw. Je hebt natuurlijk PTSS (posttraumatisch stress syndroom), maar er is ook posttraumatische groei. Juist doordat je iets naars overkomt, bedenk je: wat wil ik nou écht. Dit blijkt ook uit ons onderzoek onder de 166 volledig van een burn-out herstelde medewerkers. Zij bleken net zo bevlogen als de medewerkers zonder burn-out ervaring.”
Waar zijn ze dan in gegroeid?
“Door posttraumatische groei kan het optimisme, de veerkracht en het geloof in het eigen kunnen vaak groter worden. In hoeverre dat gebeurt, hangt deels samen met karakter. Maar het mooie is: je kunt posttraumatische groei trainen, bijvoorbeeld door te focussen op positieve emoties: zijn er ervaringen waar je dankbaar voor bent? Waar zit je kracht? Wat vind je nou eigenlijk belangrijk in het leven?”
Je zou bijna denken: je gunt iedereen een burn-out, maar dat is natuurlijk niet zo. Anders gezegd: hoe kun je groeien zónder een trauma?
“Het liefst wil je dat iedereen op tijd en eerder naar zichzelf luistert. Maar het is nou eenmaal zo dat je soms op een pad zit en denkt: dit is het. En dan ga je gewoon door zonder te bedenken of het echt is wat je gelukkig maakt. Je hebt er niet per se een burn-out voor nodig. Maar misschien wel een wake-upcall, om bij jezelf te denken: is dit wel echt wat ik wil? Ik had twee keer zwangerschapsverlof, toen ik dat opeens bedacht.”
Even terug naar de terugkeer op het werk. Is het niet een beetje logisch dat collega’s en managers eerder uitgevallen collega’s willen ontzien?
“Zeker. Het punt is alleen: het helpt niet. Greet Vonk trekt de vergelijking met een kind dat leert fietsen. In het begin is een helpende hand aardig. Maar als het lukt zonder zijwieltjes is hulp niet meer nodig en werken die wieltjes zelfs belemmerend.”
Heb je nog concrete tips voor collega’s van iemand die terugkomt na een burn-out?
“Ik denk dat het belangrijkste gewoon is: vragen hoe het gaat. Belangstelling tonen. Zijn er dingen die jij nodig hebt die anders moeten? En dat is niet altijd eenvoudig, want er zijn ook mensen die er niet over wíllen praten. En dat mag, maar het is wel gemakkelijker als je het kunt bespreken. Wat maakt dat je nu wél met plezier aan het werk kunt zijn?”
Daar ligt denk ik ook een belangrijke rol voor de werkgever.
“Precies. Ik heb veel werkgevers gezien die het probleem het liefst bij de werknemers leggen. ‘Het lag aan hen, en niet aan ons.’ Die werkgevers moeten, als de mensen terugkomen, veel meer zicht krijgen op de rol en de aard van het werk. Dat ze echt met hen gaan zitten en vragen: ‘Zijn er zaken in het werk die lastig voor je zijn? Komen jouw sterke kanten wel voldoende aan bod?’ Je moet het er echt met elkaar over hebben.”
En dat betekent dat er wel echt iets kan veranderen?
“Ja, juíst. Ook omdat de teruggekomen werknemer sterker in zijn schoenen staat en minder over zich heen laat lopen. Ze weten beter wat ze kunnen en willen. Misschien beseffen ze wel dat ze niet perfect hoeven zijn. Dat het niet altijd een tien hoeft te zijn – een acht is ook goed.”
Hoogleraar Tinka van Vuuren.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met de Open Universiteit.