
Omgaan met andermans verdriet: guttegut wat vinden we dat moeilijk. Uit ongemak negeren we het vaak maar, terwijl een klein gebaar al een hoop verzacht. “De kaarten die ik na haar overlijden kreeg, heb ik allemaal bewaard. Ik voelde me gezien.”
HET WAS ZOMER EN NICOLE (44) STOND ONKRUID TE WIEDEN IN DE VOORTUIN, een paar weken nadat haar vierjarige zoontje Sen was gestorven. Hij werd behandeld voor acute leukemie, maar overleed onverwachts aan de complicaties van een buikvirus. Het onkruid in de tuin van zijn gebroken moeder was meedogenloos; dat groeide gewoon door. Tijdens het tuinieren fietste er een vrouw voorbij die Nicole kende: Sen had bij haar kind op school gezeten. “Ik wist zeker dat ze me zag, maar ze zei niets. Ook niet toen ze voor de tweede én derde keer voorbijkwam. Ik was perplex”, vertelt ze. “Ze wist vast gewoon niet wat ze moest zeggen, dat snap ik best. Maar door mij te negeren, voelde het alsof ze mijn hele bestaan ontkende. Ik vond het ontzettend pijnlijk.”
Omgaan met het verdriet van een ander: wat vinden we dát moeilijk. Omdat we ons vaak geen raad weten met de situatie – moet je erover beginnen of juist niet, en zo ja, wat zég je dan in hemelsnaam – slaan we de plank soms volledig mis. Zelf krijg ik nog steeds buikpijn als ik terugdenk aan een avond waarop ik het tegenovergestelde deed van de moeder op de fiets: met de beste bedoelingen sprak ik in het café een dorpsgenoot aan, die voor het eerst na het overlijden van zijn jonge vrouw weer optrad met zijn band. Ik wilde zeggen dat ik het zo fijn voor hem vond dat hij weer muziek maakte, hoewel dat ongetwijfeld ook heel moeilijk moest zijn, maar ik bedacht me tijdens het praten. Misschien zat hij er helemaal niet op te wachten dat ik uitgerekend op dit moment en op deze plek over zijn verlies begon. Zo goed kende ik hem eigenlijk helemaal niet. Maar ik kon niet meer stoppen met praten en sprak dat allemaal uit. Het werd een uiterst ongemakkelijke situatie waar hij totaal niets mee opschoot.
“Goede bedoelingen, daar hangt de wereld van aan elkaar”, constateert Mathieu (67) een tikje cynisch. Afgelopen voorjaar overleed zijn vrouw Gretha aan kanker, na een lang en ellendig ziekbed. “Hoe gaat het?”, vroeg ik, toen ik hem bezocht om te praten over wat hem in deze periode van rouw en wederopbouw helpt en juist niet helpt. Die vraag bleek wederom een miskleun. “Hoe gaat het, dat vind ik zo’n irritante vraag. Nog stommer: hoe gaat het vérder? Verder – je bedoelt naast het feit dat ik mijn vrouw ben verloren? Er ís helemaal geen verder op dit moment. Dus wat moet ik antwoorden op die vraag? Dat het kut gaat? Lekkere binnenkomer. Dat het goed gaat? Slaat ook nergens op. Soms zeg ik: ‘Vandaag geef ik een zesje’, of: ‘Soms gaat het wel, soms niet.’ Ach, misschien heb ik vooral last van mezelf bij zo’n vraag.”
Er zijn dagen dat Mathieu expres naar een ander dorp rijdt om zijn boodschappen te doen, gewoon omdat hij niet wil worden aangesproken. Daarin is hij zeker niet de enige; de supermarkt blijkt voor veel mensen in zo’n situatie een moeilijke plek, waarschijnlijk omdat ons onvermogen er zo pijnlijk zichtbaar wordt. Zelf ben ik weleens klemgereden door een kennis met haar karretje, omdat ze wilde weten hoe het met me ging, na het overlijden van mijn moeder. Ik kon geen kant op en móést erover praten, of ik wilde of niet.
GOED JE TE ZIEN
Maar er zijn ook mensen die juist een ander gangpad in duiken om de confrontatie uit de weg te gaan. Dat maakte Nicole mee: “Door weg te lopen of weg te kijken, zorgen ze ervoor dat ik me nóg meer alleen voel. Ik vind het juist fijn als mensen even laten merken dat ze me zien, bijvoorbeeld met een knikje, een glimlach of een klopje op mijn schouder. Ik draag het verdriet om Sen altijd bij me, echt altijd, dus je hoeft niet bang te zijn dat je iets oprakelt als je er iets over zegt. Maar ik bepaal wel graag zelf hoe diep ik er op dat moment op inga. De supermarkt is niet de ideale plek voor een goed gesprek, daarom antwoord ik dan meestal: als je echt wilt weten hoe het gaat, kunnen we wel een keer afspreken.” Mathieu krijgt liever helemaal geen vragen in de supermarkt, want dan hoeft hij ook niet te worstelen met het antwoord, maar ook hij waardeert het zeer als iemand hem groet of een hand geeft. “Je hoeft verder niks te zeggen, of misschien alleen: ‘Goed je te zien’, of ‘Ik vind het heel erg voor je.’ Ik heb een keer in het café tegen iemand met verdriet gezegd: ‘Wil je het erover hebben of zullen we een biertje pakken?’ Dat vond ik wel mooi gevonden van mezelf.” Wat Mathieu ook steunt, zijn de honderden kaarten die hij na de dood van Gretha ontving. “Ik heb ze allemaal bewaard, dozen vol. Er staat vaak hetzelfde op, maar dat vind ik niet erg. Het steunt me dat ik word gezien, dat ik niet word vergeten.”
HUIL MAAR GEWOON
Bij ongemak om andermans verdriet speelt volgens Aziza Aboulkacem ook onze cultuur een rol. Als uitvaartbegeleidster komt ze bij veel rouwenden over de vloer. “Het valt mij op dat Nederlandse mensen het vaak moeilijk vinden om hun emoties te delen: hoeveel verdriet kun je laten zien zonder de ander te belasten, hoe kun je iemand troosten zonder de situatie erger te maken? Vaak verontschuldigen nabestaanden zich bij haar wanneer ze moeten huilen. ‘Huil maar gewoon hoor, wij wachten wel even’, zeg ik dan. Je hoeft daar toch geen sorry voor te zeggen als je net een dierbare hebt verloren?” In haar Marokkaanse familie gaat het er heel anders aan toe. “Daar wordt juist verwacht dat je je verdriet openlijk met elkaar deelt: rauw, intens en vooral met veel geluid. Toen mijn vader was overleden en we in Marokko waren om hem te begraven, zat de hele huiskamer vol huilende familieleden; sommigen hadden mijn vader niet eens gekend. Dat trok mijn Nederlandse ik totaal niet: ik droeg de hele familie op om te stoppen met schreeuwen als ze nog afscheid van hem wilden nemen. In no time was iedereen stil”, grinnikt ze. Toch heeft dat openlijke verdriet volgens haar ook een voordeel, want mensen beginnen als vanzelf voor elkaar te zorgen: iemand die verdriet heeft, wil je helpen. “Nederlanders zeggen: ‘Bel maar als ik iets voor je kan doen’, want ze willen elkaar niet lastigvallen. Marokkanen doen het tegenovergestelde: zij komen onaangekondigd langs, poetsen je hele huis en laten voor een maand eten achter.”
Rouwexpert Annemiek Dogan vertelt dat ook Nederland die ruimte voor dood en verlies kende; tot en met de Tweede Wereldoorlog was dat hier heel gewoon. “Vooral tijdens de oorlog was het verdriet overal. Maar vanaf de jaren zestig verdween de dood steeds meer naar de achtergrond: we werden minder gelovig en door de medische wetenschap leefden we langer. Daardoor deelden we minder verdriet met elkaar, we hadden elkaar ook minder nodig. Ergens is dat jammer, want misschien hebben we daardoor een beetje verleerd hoe we met zulke situaties kunnen omgaan.”
VERDER LEZEN?
- Krijg onbeperkt toegang tot alle artikelen
- Lees LINDA.magazine online
- Geniet van te gekke winacties en lekkere puzzels
- Maandelijks eenvoudig opzegbaar































