‘Toen we met een glas wijn bij de brandende haard zaten, voelde ik dat ik verliefd aan het worden was’
doorLinda de Mol

doorLinda de Mol
Nu het in Zuid-Europese landen als Spanje, Portugal en Griekenland steeds heter wordt in de zomervakantie, merk ik om me heen een groeiend enthousiasme voor een tripje naar landen die voorheen geen optie waren door het koelere en onbestendige weer. Zoals bijvoorbeeld Schotland. Ik ben er zelf inmiddels twee keer geweest en vind het er fantastisch. De mooie steden (Edinburgh tijdens het Fringe Festival is echt geweldig), de schitterende hooglanden, de oude landhuizen en kastelen waar de open haard brandt als je terugkomt van een regenachtige hike, de honden je kwispelend begroeten alsof ze je al jaren kennen, waar thee met zelfgebakken gemberkoekjes wordt geserveerd en waar je ’s avonds een glaasje whisky drinkt in de bibliotheek met de krakende vloer. En dan je hemelbed instappen na eerst een halfuurtje in je ouderwetse bad op pootjes te hebben gezeten. Je waant je spontaan in een aflevering van The Crown als gast van Queen Elizabeth op Balmoral Castle. Helemaal als buiten de doedelzakken klinken. Love it. Op de haggis na dan. Ik ben een alleseter, maar die mix van hart, lever, havermout en niervet krijg ik zelfs gefrituurd met de beste wil van de wereld niet weg.
Er schuilt in mij blijkbaar toch stiekem meer een Roelien dan een Cheryl. Ik hou meer van de sfeer en de stijl van oud geld dan van het nieuwe. Denk interieurs vol hertengeweien, streepbehang, versleten leren banken en uitpuilende boekenkasten. Wandelen met de honden op de hei in een waxcoat met rubberlaarzen. Dure kasjmier truien, die dan wel afgedragen worden tot ze totaal versleten zijn of nog een suède lap op de ellebogen krijgen. En natuurlijk de Schotse ruit-creaties zoals die van Vivienne Westwood. Ooit droeg ik zo’n geweldig Schots geruit jasje van haar bij Miljoenenjacht, maar dat werd door veel kijkers niet helemaal begrepen. Het regende opmerkingen waar ik hardop om moest lachen: ‘Clown Bassie wil zijn jassie terug’ en ‘Sinds wanneer presenteert Annie de Rooij Miljoenenjacht?’
Paul Veenhuizen, de man van wie ik 25 jaar geleden mijn huis uit 1859 kocht, was zo iemand die droomde van de Schotse way of living en was beslist een bijzondere persoonlijkheid.
Hij was enorm van de oude stempel en sprak met de bijbehorende aardappel in de keel. Hij droeg rode sokken in zijn Londense handgemaakte schoenen, reed midden in de winter in een klassieke open Bentley met een leren vliegenierspet op, rookte pijp, was hobbyjager, verzamelde militaire kostuums, sprak over ‘vrinden’ en had bij de entreepoorten twee enorme kanonnen staan (die hij gelukkig met de verhuizing meenam, want wat moet je ermee?). Want, zo zei hij in een populair tv-programma dat hem destijds portretteerde: “Een beetje zichzelf respecterende vent heeft een kanon.”
Op de vraag wat hij zou doen als hij zou moeten kiezen tussen zijn kostbare oude Bentley of zijn vrouw, koos hij de Bentley. “Maar laat ze dat maar niet horen”, schaterde hij op nationale televisie. Bij de eerste bezichtiging van het huis zonk de moed me in de schoenen bij alles wat er gerenoveerd, gerepareerd en verduurzaamd moest worden in dat enorme pand. Maar Paul redeneerde alles charmant weg. “Dat heb je goed gezien, er zit inderdaad niet één stopcontact of lichtpunt in de eetkamer, maar daar branden we altijd kaarsen, dus dat is ook echt totaal overbodig. Bernhard en Juliana hebben daar nog gedineerd, nou, die hadden echt geen klachten, haha!” De gigantische tuin sproeide hij met de hand, maar: “Dan blijf je ’s avonds tenminste in beweging. Als je die sproeier veertig keer moet verzetten, heb je geen sportschool meer nodig.”