Ik ken nóg het vaste telefoonnummer van Yvette, ruim dertig jaar geleden mijn beste vriendin, uit het hoofd. Als vijftienjarige zat je dagelijks uren aan de telefoon. Het nummer van je bestie draaide (of drukte) je zo vaak dat het voor eeuwig in je geheugen gegrift staat. De gesprekken duurden een eeuwigheid, tot internet kwam. Toen moest je het ineens kort houden omdat je vader het wereldwijde web op wilde… via de telefoonlijn.
Hoe heerlijk is het voor huidige pubers dat je niet eerst een vader of irritante zus aan de telefoon krijgt als je je crush wil bespreken met de enige vriendin die daarvan op de hoogte is? Want hoe gênant is het als je midden in het gesprek ineens gestoord wordt door moeders die de andere telefoon oppakt en meteen een nummer toetst, terwijl jullie zitten te dwepen?
Ik werk met leuke collega’s van wie er velen begin twintig zijn. Als ze hun telefoons opnemen is het áltijd met video. Dat vind ik, als diep-veertigplusser, vrij heftig. Zo zat collega Alex eens bij mij aan de borrel toen we het over Elisa hadden. ‘Kom, we gaan de meid nu even bellen’, zei hij. Het was al bijna middernacht. Ze nam op, met video uiteraard. Ik zag haar halfnaakt in bed liggen en ze kletste honderduit alsof ze het dagelijks zo deed. Maatje Stijn belt me wel eens buiten adem, met video, als hij gehaast door de stad naar zijn hippe skatebar of sportklasje loopt. Ik kan me slecht op het gesprek focussen bij bewegend beeld… Voor hen is het juist normaal.
Videobellers druk ik regelmatig, uit pure paniek, weg. Ik ervaar het als invasief en bel alleen met beeld bij familie die ver weg woont, als een kind voor een verjaardag toegezongen wordt of als neven en nichtjes naar elkaar willen zwaaien. Dat mijn dochter zelden ‘normaal’ belt besefte ik toen Puck op mijn aandringen ouderwets met mijn vader belde.
‘Hoi opa’… Afluisteren was overbodig, werkelijk ALLES gaat bij de puber op standje speaker. Geen idee waarom. Ik zag dat het gesprek stroef verliep. Opa stelde een paar vragen, maakte soms een grapje en zij gaf korte antwoorden. Het liefst wilde ik haar aansporen en onderwerpen aanreiken, maar ik kon beter zwijgen. Puck merkte mijn gezucht toen ze ophing. “Wat?”, vroeg ze licht verbaasd. “Ik ben hier gewoon echt niet goed in mam. Dat weet je toch.”
“Maar met je vriendinnen wel…”, zei ik. “Dat is anders. Dat is op TikTok, Snapchat en Whatsapp. Daar hoef ik geen gesprek te hebben met iemand die ik niet zie”, aldus Puck. “Echt?” vroeg ik verbaasd. Ik kon me er weinig bij voorstellen. Videobellen, alles op speaker zetten; ik zou daar in no time gek van worden.
Charlie lachte me vervolgens uit toen ik het had over vroeger en ’telefoonnummers draaien’. Het leek haar wel wat, zo’n zware telefoon op een haak gooien. “Ja, die zat dan aan de muur vast of stond op een tafeltje”, legde ik uit. “Je kon er niet bij weglopen tenzij je langer draad had.” “Dat lijkt me heel vervelend, aan je telefoon vastzitten”, zei Puck, die tussendoor even melding maakte dat ene Mira, een klasgenoot, in onze buurt was. Hoe ze dat wist? “Nou gewoon, via de pin van Snapchat, dat is heel normaal.”
“Ik haalde juist kattenkwaad uit op momenten dat mijn moeder aan de telefoon zat”, vertelde ik verder. “Die kon uren met m’n tante of een vriendin kletsen en ging dus geen kant op. Dan kneep ik er stiekem tussenuit op de crossfiets of liep ik met mijn buurmeisje naar het braakliggende terrein waar we nooit van onze ouders naartoe mochten.”
“O wauw”, zei Puck. “Best fijn dat niemand je dan zo lang in de gaten kan houden.” Het ligt op m’n tong, iets met vroeger en beter, maar ik houd wijselijk m’n mond. Aan mijn lijf geen Karen.
Deze column verscheen eerder op LINDA.nl op 16 juli 2022.
