Eva * (31) is na jaren samenwonen weer vrijgezel, en dat bevalt prima. Op het daten na. In sprookjes gelovende mannen die nog thuis wonen, geen gehoor meer na ‘de leukste date ooit’ of bindingsangst (bij beide partijen): ‘het is gewoon ruk.’
Toch blijft ze het proberen, want iedereen wil af en toe wat gefriemel aan het lichaam. Deze keer: het verkeerde nummer.

Ik sta op een Amsterdams feest van de live-muziek te genieten wanneer vriendin A. aangeeft dat ze naar het toilet moet. Zoals dat altijd gaat, begint het bij mij ook spontaan te dringen, dus ga ik met haar mee.
Maar wanneer we terugkomen is vriendin B. verdwenen. Ondertussen zie ik wél een leuke vent staan en word ik – door vriendin A. – aangespoord om met hem te praten. ‘Hij zat naar je te kijken, en volgens mij vindt ‘ie je leuk. Doe het nu maar!’
En daar sta ik dan boven de muziek uit te schreeuwen, tegenover die leuke vent. Na vijf minuten kijk ik naar links: vriendin A. is inmiddels ook verdwenen. Aangezien het feest bijna ten einde loopt, besluit ik op m’n plek te blijven onder het mom van ‘ik vind ze zo wel weer’.
Tijdens het laatste nummer, niet veel later, kijk ik op mijn telefoon: waar ik ben, want ze willen graag naar huis. ‘Ga maar’, app ik terug. Want ik moet toch met een andere trein. ‘Ik red me wel’.

Vastbesloten – en met het nieuwe nummer van die leuke vent in mijn telefoon – loop ik naar de uitgang. Misschien spreek ik hem nog weleens, bedenk ik mij, wanneer ik achter de meute aanloop richting metro.
Maar de meute wordt dunner, en als ik vraag waar iedereen eigenlijk naartoe loopt ‘de metro toch?’, krijg ik niet het gehoopte antwoord. Q-park. De meute blijkt op weg naar Q-park.
Shit. Je moet weten dat ik het richtingsgevoel van een dronken zeeman heb – inclusief kapot kompas -, dus nee. Dit had ik niet door. Wel heb ik ondertussen mijn een-na-laatste trein gemist.
De paniek begint een beetje te komen, wanneer het juiste metrostation voor mij opdoemt. Inclusief afzetlint, en de politieagent die iedereen een andere kant op stuurt. ‘Je moet even naar Amsterdam-Zuid lopen, deze gaat niet meer.’
Van het Olympisch stadion naar Zuid is best een eindje, maar aangezien ik zelf niet uit Amsterdam kom heb ik dit pas door wanneer ik Google Maps aanzet en zie dat ik nog 20 minuten moet lopen. Straks ga ik mijn laatste trein ook niet meer halen, realiseer ik mij teneergeslagen.

Het is inmiddels na twaalven. Ik bel verschillende vrienden en kennissen in Amsterdam, maar uitgerekend deze avond neemt er niemand op. Met flinke pas loop ik door langs de donkere wegen en een traan ontsnapt. Het gaat me lukken. Want als ik deze trein mis, moet ik overnachten op centraal station.
Een onbekende vrouw begint onderweg een gesprek met mij. Wanneer ik haar mijn situatie uitleg, vertelt ze dat zij en haar vriendinnen van hetzelfde feest komen en met de auto zijn. Ze vraagt de designated driver of ze mij onderweg af kan zetten op een station dichter bij mij thuisadres. Haar antwoord? Nee.
“Geen paniek”, vervolgt de onbekende vrouw. “Dan slaap je gewoon bij mij en zet ik je de volgende ochtend af bij het station. Want je kunt deze nacht echt niet in je eentje doorbrengen hier.” Ik knik haar dankbaar toe, tot de ’taxichauffeur’ op een bankje aan de zijkant van de weg gaat zitten. “Een drenkeling neem ik echt niet mee”, besluit ze met haar armen over elkaar. “Ik ga altijd over mijn grens, maar hier stopt het. Of je gaat met mij mee, of je blijft bij haar”, wijst ze – priemend met haar korte vinger – naar mij.
Wat een hel. Met tranen van paniek antwoord ik dat ik hier niet tussen wil staan. Ik besluit de eerstvolgende tram naar centraal te pakken, want daar zal het toch wel veilig zijn.

Onderweg kijk ik naar hotels: 200 euro per nacht. Zoveel geld. Dan bedenk ik mij dat de jongen die ik die avond aansprak de stad in zou gaan. Misschien is het beter om met hem en zijn vrienden de nacht door te halen, dan in mijn eentje te wachten in het donker.
Maar als ik bel neemt er niemand op. Wel krijg ik berichtjes: ‘wie is dit?’ Ik ga het gesprek aan, want hij is vast vergeten dat hij zijn nummer heeft gegeven. Op mijn vraag of hij niet ‘daar en daar’ werkt, krijg ik de reactie dat hij überhaupt nog niet werkt. ‘Ik ben dertien, gast’.
Fijn, ik ben in paniek en juist op deze avond heb ik een vals nummer gekregen.

Eenmaal op station – tussen de dronken gasten en vage figuren – besluit ik het laatste te doen wat ik op dat moment kan bedenken: ik, als 31-jarige, bel mijn moeder.
“Pak een taxi”, zegt de vrouw die mij en mijn broer geleerd heeft zuinig aan te doen. “Maar mam, dat kost heel veel geld”, vervolg ik met natte wangen. “Ik hoor aan alles dat jij je niet veilig voelt, en je moet naar huis, dus je pakt nu een taxi. Ik regel het”, is haar besluit.
En dat klopt. Een onbestemd gevoel zegt me dat ik hier niet de hele nacht moet blijven. Dus ik pak de taxi en reken aan het einde van de rit 250 euro af.
De volgende dag begin ik mijn speurtocht, en na een halfuur Googelen ben ik erachter. De vent van het feest heeft een vriendin. Natuurlijk heeft hij een vriendin.
*De naam van Eva is gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
