Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is schrijver Kluun (58) aan de beurt, wiens nieuwe boek net is verschenen: ‘Help, ik heb een puber!’.
De essentie van je boek is: neem je puber niks kwalijk, hij kan er ook niks aan doen, zijn hersenen zijn nog niet volgroeid. Ooit trok je in je boek ‘Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt!’ een vergelijkbare conclusie: neem haar niks kwalijk, ze kan er ook niks aan doen, hormonen houden haar in gijzeling. Wanneer verschijnt je boek over mannen van 58 die we niks mogen kwalijk nemen?
‘Het punt is nou juist dat we die álles kwalijk mogen nemen, omdat we ze verantwoordelijk mogen houden voor hun daden. Als je eenmaal een jaar of veertig bent, wordt het langzaam tijd om niet meer je familie te schuld te geven van alles dat gebeurt in je leven, maar naar een psycholoog te gaan en dat op te lossen. Ik kreeg een jaar of zes geleden van een vriendin de opmerking ‘Je bent best een goede gast, maar je moet wel nog wat huiswerk doen’. Dat heb ik gedaan. Maar een puber kán geen huiswerk doen. Letterlijk en figuurlijk. Je hebt niet het recht ze naar je hand te zetten, je bent niet hun baas, ze zijn niet je accessoire. En ja, ze zijn strontvervelend en niet te harden, maar deal with it. Heb mededogen, lach er een beetje om, zorg dat ze in leven blijven, af en toe iets groens binnen krijgen. En af en toe de vangrails klaarzetten.”
Je bent vorig jaar getrouwd. Daarmee zijn nog twee dingen in je leven veranderd: je hebt er twee pubers bij die niet je kinderen zijn, en één ervan voor het eerst in je leven een jongen. Hoe groot zijn de verschillen met je eigen puberdochters?
“In mijn eigen dochters herken ik dingen van mezelf en hun moeders, maar ze zijn niet met elkaar te vergelijken, totaal niet. Ja, ze zijn alle drie woke, want ze wonen in Amsterdam. En in de twee kinderen van Anne, mijn vrouw, herken ik wel iets van haar en van hun vader, maar ook zij zijn niet met elkaar te vergelijken. Dat is voor mij wel de essentie van pubers: ze zijn niet vooral jou, ze zijn vooral zichzelf. Omdat ik zelf geen zoon heb, kon ik, toen we gingen trouwen, voor het eerst een pak kopen met mijn stiefzoon. Dat vond ik heel cool.
Mijn vrouw en ik wonen niet samen, dat hebben we bewust niet gedaan. Vijf kinderen bij elkaar zetten is een recept voor ellende, zeker in Amsterdam, waar een aparte kamer voor iedereen geen optie is. Maar het kenmerk van een samengesteld gezin is en blijft ook dan: ik ben niet de vader van de kinderen van mijn vrouw. Dus ik kan niet zeggen wat ze wel of niet mogen, ik mag hoogstens advies geven.”
Wat was het sleutelwoord van de puber Kluun?
“Onzekerheid. Ik weet nog precies hoe ik veranderd ben tussen mijn 13de en 18de. Hoe onzeker ik was als 13-jarig jochie, met puisten, een bril, heel verlegen. Toen ik 15 was ontdekte ik dat ik met humor, een grote mond en vaak de klas uitgezet worden steeg in de pikorde, en daardoor zelfvertrouwen kreeg. Een relpuber, zoals ik ze in mijn boek noem, was ik niet echt, en dat hoefde ook niet bij mijn ouders; ik hoefde me nergens tegen af te zetten. Als ze al een keer bezorgd of streng waren, was dat terecht. En betrokken? Ach. Kijk, nu moeten ouders elke week mee naar dansles of voetbal, maar dat was toen niet. Als mijn vader twee keer per jaar kwam kijken naar voetbal was het vaak, maar dat gold voor al die vaders – daar hoef ik niet voor naar een psycholoog.
Ik was wel een beetje nerdy, maar vooral een stapper. En ik dronk veel, maar dat deed iedereen toen. Ik liep een beetje mee, deed niks afwijkend. Helemaal met de mode meegaan deed ik bijvoorbeeld niet, omdat ik bang was dat mensen dan zouden zeggen ‘Kijk, Kluun probeert met de mode mee te gaan’. Ik denk dat ik al met al een beetje in het midden hing.”
Was het de leukste tijd van je leven?
“Dat niet. Het is wel de periode waarin ik mezelf heb uitgevonden. Toen ik eenmaal in de zesde klas zat en bijna uitgepuberd was, had ik podiumdrang, organisatiedrang en vond ik alles leuk, van voetbal tot de kroeg tot de disco. Maar nee, de leukste tijd was de puberteit niet, ik vond het soms ook wel een struggle. Het leven als twintiger vond ik leuker . En dat als vijftiger ook. Mijn vrouw vindt mij nog steeds een relpuber .”
Een deel van de kenmerken van pubers, zoals een gebrekkige hygiëne, verdwijnt op slag als ze zelf een seksleven krijgen, stel je in je boek. Hoe oud was jij?
“Ik was vijftien toen tijdens ik mijn eerste carnaval mijn eerste zoen gaf en kreeg, met Trees.”
Dat is meer de naam van je tante of oma dan van je eerste vriendin.
“Toen ik in dienst zat en ze nog steeds mijn vriendin was, had ik het ook altijd over ‘mijn vriendin’, omdat ik me een beetje schaamde voor die naam. Na die eerste zoen ontdekten we in een sneltreintempo sex. We hebben ook anderhalf jaar aan voor het zingen de kerk uit gedaan. Ik heb echt doodsangsten uitgestaan iedere keer als ze ongesteld moest worden. Maar Trees en ik hebben alles bij elkaar ontdekt en van elkaar geleerd.”
Jouw ouders legden jou als puber nauwelijks verplichtingen op, schrijf je. Behalve één opvallende: op dansles gaan. Heb je daar nog baat bij?
“Geen enkele. Mijn generatie heeft nog de neiging te denken dat onze kinderen met mes en vork moeten leren eten, omdat ze anders nooit naar een restaurant kunnen – terwijl we over tien jaar misschien allemaal met stokjes of met blote handen eten. Op diezelfde manier waren mijn vader en moeder opgegroeid in de jaren vijftig, waar op iedere bruiloft de foxtrot werd gedanst. Dus moest en zou ik op dansles, ‘aanders staode straks op elluke bruiloft aon de kaant’. Ik was zestien en vond het verschrikkelijk. In begin jaren tachtig zat iedereen op dansles, in Tilburg in ieder geval wel. Ik wilde dat allemaal niet, ik wilde alleen maar voetballen, flipperen en frikandellen eten. Trees ging mee op les, maar je mocht niet altijd met dezelfde danspartner. De jongens moesten op de meisjes afrennen, en als zo’n meisje mij op zich zag aankomen met mijn puisten en mijn shirt nog stinkend naar de voetbaltraining, zag ik haar met afgrijzen kijken: ‘Nee, niet híj!’. Wat ook al niet enorm bijdroeg aan mijn zelfvertrouwen. Ik bleef steeds vaker gewoon in de kantine van die dansschool hangen, en toen ik uiteindelijk een keer met mijn moeder moest dansen op een bruiloft, werd dat ook wel duidelijk: toen heb ik haar heb bijna de plantenbak ingeduwd, terwijl ik drie keer op haar tenen ging staan.”
Wat beschouw je zelf als de grootste fout in het opvoeden van je eigen pubers?
“Ik ben tien jaar geleden gescheiden en kreeg toen een nieuwe vriendin. Ze was hartstikke leuk met de kinderen, maar in conflicten met de kinderen koos ik voor mijn vriendin. Dat heb ik van mijn ouders geleerd, die zeiden: ‘Jan en ik zijn belangrijker, want jullie gaan uiteindelijk weg’. Dat is mooi, maar die twee waren dan ook al vele jaren samen. Mijn kinderen hebben me wel verweten dat ik in conflictsituatietjes meer voor mijn kinderen had moeten kiezen. Ik denk dat veel mensen die scheiden en dan een nieuwe partner krijgen die fout maken. De les van veel samengestelde zinnen is toch: alleen tíjd lost veel op, vooral loyaliteitskwesties. Dus dat doen Anne en ik beter.”
Je debuutroman ‘Komt Een Vrouw Bij De Dokter’ is over de hele wereld vertaald. Leverde dat nog cultuurgevoelige aanpassingen op?
“In China werden seksscènes genadeloos terug gesneden tot ‘Hij troostte zich’. Drie pagina’s werden zo één zinnetje. Dat is jarenlang een running gag gebleven in mijn vriendenkring: ‘Ga jij jezelf maar even troosten.”
Als ‘Help, Ik heb een puber!’ vertaald zou worden, zou er dan in andere landen veel aangepast moeten worden? Of is pubergedrag universeel?
“Het gedeelte over drugs zal aangepast worden, denk ik. Wat zijn op lange termijn de meest schadelijke drugs? Crack en heroïne. Nou, de kans is niet zo groot je kinderen daar aan gaan. Maar wat vind je als ouder van andere drugs? Moet je tegen je kinderen zeggen ‘Dat moet je niet doen!’, ook als je zelf bijna alles hebt gebruikt? En als je weet dat de garantie tot de voordeur loopt, en verdampt als ze onder leeftijdsgenoten zijn? Ik heb gekozen om te zeggen: het worden niet voor niks ‘hard drugs’ genoemd. Als je te veel neemt, zeker op jouw leeftijd, kun je er gewoon dood aan gaan. Let op jezelf en op elkaar en weet dat je altijd terecht kunt bij mij, en dat sommige drugs echt gevaarlijk zijn. GHB is levensgevaarlijk, en als je iets geks in je drankje voelt, kunnen ze alles met je doen. Dus ben voorzichtig.”
Je debuutroman heeft je naast veel succes ook een blijvende relatie opgeleverd met het thema vreemdgaan. Inclusief reacties daarop, en daarmee op jou. Ben je daar inmiddels aan gewend?
“Ik ben van Twitter af, en dat is niet voor niks. Vrijwel niemand is ongevoelig voor wat anderen van hem vinden. En je houdt altijd mensen die meteen roepen ‘Dat moet hij zeggen, die man die zijn vrouw bedroog!’, al heb ik het over de nieuwe iPhone. Maar de meeste mensen die destijds mijn debuut lazen, waren toen 20, 30 of 40, en nu dus 40, 50 en 60. Bijna allemaal hebben die ontdekt dat er in het leven dingen gebeuren die anders zijn dan ze hadden gedacht, en dat ze daar zelf ook anders op reageren dan ze hadden gedacht. De meeste mensen worden daar milder door over anderen, en over zichzelf. Dat lijkt me nou een van de mooiste dingen van ouder worden.”
Lees hier alvast een hoofdstuk uit ‘Help, ik heb een puber!’ van Kluun.
Foto: Bob Bronshoff