Over (andermans) leed kun je moeilijk oordelen. Zoals psycholoog Iva Bicanic, die vorige week bij ‘Beau’ aanschoof, het zo treffend omschreef: iedereen heeft een eigen ‘erg’. Het omvat de essentie van het seksueel grensoverschrijdende probleem en de bijbehorende, gecompliceerde benadering.
Na de uitzending van BOOS bleek seksueel overschrijdend gedrag ook een hot topic in eigen omgeving, LINDA-inside ellende buiten beschouwing gelaten. Goede vrienden die zich schamen voor narcistisch gedrag van hun soortgenoten of een familielid dat zich ineens afvroeg of-ie vroeger als docent niet veel te joviaal met z’n leerlingen is omgegaan. De The Voice en BOOS-tsunami rakelden bij mij herinneringen op die al jaren in lichaam en brein weggestopt waren.
Om in eigen erg te blijven: ik ben ooit verkracht door een man van wie ik veel hield. Hij stopte niet toen ik duidelijk, en in pijn, STOP zei. Pas later kwam hij tot inkeer nadat ik hem huilend had uitgescholden. Je weet ook meteen: die jarenlange relatie is acuut voorbij. Stamelend volgde een: ‘Sorry. Ik dacht even niet na’. Dit was een man met wie ik een fijn seksleven deelde en met wie ik, tot dat moment, de bodem van intimiteit had aangeraakt. Nadat die grens bruut was overschreden, ging de relatie uit en was m’n seksualiteit beschadigd. Woede en verdriet sijpelden lang na.
Toch was het niet zo traumatisch als wat me jaren daarvoor in het buitenland is overkomen. Ik liep ‘s avonds met een vriendin op straat, we waren de weg kwijt en liften durfden we niet. Ineens reed een politiebus stapvoets naast ons, een van de agenten vroeg wat er scheelde. De mannen in uniform waren verrast dat we hun taal machtig waren. Ze zouden ons, voor onze veiligheid, wel naar het hotel brengen want: “Het is gevaarlijk om als Nederlandse meisjes hier zo laat langs de weg te lopen.”
Opgelucht stapten Lara en ik in, want bij politie ben je veilig. Een kilometer later sloeg de sfeer om. Deuren gingen plots automatisch op slot en het was alsof dat het startschot was: drie mannen betastten ons wild, als ware het een wedstrijd, terwijl de vierde rustig doorreed en grijnzend in de achteruitkijkspiegel keek. In de angst, het voelde als uren, lukte het me op een gegeven moment hard op de ramen te meppen. Ik tikte met een ring en trok daarmee de aandacht van andere weggebruikers. De chauffeur gaf een ruk aan het stuur… schreeuwde woest iets grofs naar me, in een plat accent.
Een van de mannen, die z’n riem al losgemaakt had en zijn gulp open, schoof de deur opzij en duwde ons, als vuilnis, uit de wagen die nog niet tot stilstand was gekomen. Lara was hysterisch aan het huilen en beefde als een rietje. Ik weet slechts dat ik apathisch in de berm bleef zitten, ook toen de mannen allang uit het zicht waren en het begon te regenen. Met opgetrokken knieën staarde ik wezenloos naar het bloed dat uit mijn beenwond gutste en zich met regendruppels vermengde. Ik zie het kraakhelder voor me: alsof ik het lichaam van een ander bestudeerde.
Aangifte doen, daar peinsden we niet over. Dit was een hogere macht in een Zuid-Europees, corrupt land. En twee blonde buitenlandse meisjes van vijfentwintig maakten geen schijn van kans. Ik stond op het punt te emigreren en wilde niet dat de klootzakken dat óók nog zouden bederven. Bovendien, wie gelooft je? Technisch – en juridisch – gezien is dit een (groeps)aanranding. Maar het voelde erger. Dat is wat doodsangst met je doet. De mate van onveiligheid, onmacht en het onrecht dat je aan is gedaan voelt vele malen groter dan een woord als ‘aanranding’ kan omvatten.
Ik heb geen contact met Lara, we zijn inmiddels twintig jaar(!) verder. Destijds was ik vooral ‘blij’ dat we op tijd uit de bus zijn gegooid. In gradaties voelde deze aanranding ‘erger’ dan wat er later in mijn relatie gebeurde. Nu weet ik waarom ik nauwelijks iemand vertrouw. En dat een aanranding net zo erg of erger kan voelen dan verkrachting. Het zijn slechts twee holle omschrijvingen, koude woorden van persoonlijk leed. Leed laat zich niet aan een standaard meetlat leggen. Iedereen heeft een eigen erg.