Een tweeling is schattig en leuk totdat ze eenmaal allebei kunnen lopen. Of nou ja, dan is een tweeling nog steeds schattig en leuk, maar ook levensgevaarlijk, vooral voor zichzelf. Niks ten nadele van kleine kinderen verder, maar ze hebben wel extreem matige overlevingsinstincten, om over hun lerend vermogen nog maar niet te spreken.
Op stoelen klimmen, de straat op rennen, met deuren smijten, aan traphekjes hangen, ledikanten proberen uit te klimmen, kopjes koffie van tafel duwen: de gemiddelde dreumes of peuter verzint ongeveer elke vijf minuten iets nieuws en in het ergste geval dodelijks om zich mee te vermaken. En is vervolgens WOEDEND als-ie wordt gecorrigeerd, of hevig verdrietig als zo’n domme actie een geschaafde knie of ander letsel oplevert. Om vijf minuten later doodleuk weer hetzelfde te doen.
Het is extra lastig wanneer je twee van dat soort mini-kamikazepiloten hebt rondlopen, want dan moet je continu proberen in te schatten welke van je twee hartenlapjes zich in de potentieel grootste nesten aan het werken is. Je krijgt bij een tweeling helaas geen setje extra armen cadeau, dus je kan maar één kind tegelijk behoeden voor iets doms.
En soms kies je dan de verkeerde, zoals mijn man laatst gebeurde tijdens een wandeling in het bos. Terwijl onze zoon een poging deed de buggy te beklimmen, ging zijn zusje er razendsnel vandoor richting brandnetelbosjes. Dus ging hij haar achterna en in die halve minuut wist de zoon zichzelf met buggy en al om te gooien. Het gevolg: een bloedlip en tranen bij het kind en een schuldgevoel bij de vader in kwestie, die ook maar gewoon zijn best had gedaan.
Helaas ben ik ook niet onfeilbaar, zo leverde ons eerste bezoekje aan het zwembad tijdens de vakantie mij een halve rolberoerte op toen m’n dochter – terwijl ik haar broertje nog in zijn puddle jumper aan het gespen was – besloot zomaar in het diepe te springen. Gelukkig had zij haar drijvers al aan en kwam dus meteen weer boven, waarna ik haar redelijk gemakkelijk uit het water kon grissen. Als ik niet al hevig had gezweet doordat het ruim 35 graden was, zou dat alsnog zijn geweest.
Of die keer dat ik m’n dochter aan het verschonen was – dat doen we sowieso beneden in de woonkamer zodat we toezicht kunnen blijven houden op kind nummer twee – en ik ontdekte dat m’n zoon kennelijk tegenwoordig ook deuren kon openmaken. Wel jammer dat ik dat ontdekte doordat hij ineens kwijt was. Die was dus doodleuk uit de achterdeur naar buiten gewaggeld en inmiddels al halverwege het tuinpad toen ik hem in zijn nekvel greep.
En dan beweren mensen dat baby’s veel werk zijn. Achteraf gezien vind ik dat reuze meevallen, ze bleven destijds tenminste redelijk op hun plek liggen, probeerden geen duploblokjes in hun mond te proppen en stopten ook hun vingers nog niet in het stopcontact.
Zelfs nu we het hele huis hufterdreumesproof hebben gemaakt, met traphekjes, kindersluitingen op kasten en afdekplaatjes op de stopcontacten, slagen ze er nog in zichzelf in gevaar te brengen. Maar goed, je krijgt er ook wel echt veel voor terug. Een feilloos reactievermogen, stalen zenuwen en een uitmuntende conditie van continu achter die kinderen aandraven, om maar wat voorbeelden te noemen.
