Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl om de week het vuur aan de schenen. Deze week is actrice Zineb Fallouk (38) aan de beurt. Ze speelt een van de hoofdrollen in de nieuwe serie Nordin, die nu is te zien op Prime Video.
In de komische serie Nordin draait het om rijkeluiszoon Nordin. Jij speelt zijn zus Hayat, die haar enorme bereik als influencer inzet voor de politiek: voor Partij Sociaal. Wat zou jij eerder worden: een influencer of een politica?
“Ik had zeker de laatste anderhalf jaar met het kabinet dat we hadden – vol mensen die graag zelf op de voorgrond wilden instaan in plaats van iets te betékenen voor de samenleving – vaak het idee dat ze eigenlijk hetzelfde doen. Mensen die je vertellen wat je moet doen, en wie je moet zijn. Daar moet ik wel bij zeggen dat ik vroeger zelf het idee had dat influencers vooral modemeiden waren. Alleen maar bezig waren met kleding en make-up. Ik kom er ook steeds meer achter dat er allerlei soorten influencers zijn. Dus ik heb zelf ook een beetje te bekrompen gedacht over influencers.
Als ik het positief bekijk, dan hoop ik dat politici en influencers allebei in het beste geval iets goéds willen uitdragen.”
Kom je zelf uit familie die politiek geïnteresseerd of actief is?
“Nee, dat niet. Maar onze vader heeft wel echt enorm zijn best gedaan om ons allemaal aan het studeren te krijgen. Hij dacht: als ze hoogopgeleid zijn, dan worden onze kinderen vast gelukkig. En dat is hem gelukt: we zijn allemaal hoogopgeleid. Dat hij onderwijs het allerbelangrijkste vond en ons daartoe heeft ‘gedwongen’, dat was zíjn politiek bij ons thuis.”
Thekla Reuten: 'Als ik met liegen een snee brood voor mijn hongerige kind kreeg, zou ik het ook doen'
Ben je daar blij mee?
“Ja. Mijn vader is, net als mijn moeder, vanuit Marokko naar Nederland gekomen. Hij had niet de ruimte om te kunnen studeren en zo de wereld te ontdekken. Als jonge jongen moest hij al aan het werk. Hij heeft zelf bedacht dat een goede studie leidt tot een goede baan, en dat dat zijn kinderen gelukkig zou maken. Een gedachte die in zijn geval voortkwam uit armoede. Mijn moeder leeft niet meer, maar ik vind het ongelooflijk knap van allebei mijn ouders dat ze echt zeiden: ‘Máák er iets van, je hebt de middelen, je hebt de vrijheid, je hebt de keuzes’. Daar zal ik ze altijd dankbaar voor zijn. Je moet maar kunnen. Zelf niks hebben, maar anderen voorhouden: doé, doé, doé! Ze een leven lang motiveren.”
Is de definitie van geluk die je vader jullie voorhield inmiddels veranderd, denk je?
“Dat denk ik wel. Ik denk dat vroegere generaties geluk relateerden aan een bepaald bedrag dat je per maand verdient. En we zien nú juist een generatie die denkt: ik wíl helemaal niet vijf dagen per week werken. En ik wil ook helemaal niet veertig of vijftig jaar bij dezelfde baas werken. Laat mij maar mijn hele leven flexen. Dan werk ik hier, dan weer daar. De hunkering naar geluk is volgens mij niet veranderd. Maar de manier waarop we dat geluk invullen verandert. Ik denk ook omdat het leven veel fragieler is geworden. Mensen zien elkaar heel veel online. Maar ze willen naar mijn idee ook meer tijd écht met elkaar doorbrengen. Dat kan niet als je de hele week alleen maar moet werken.”
Hoe selecteer je de rollen die je krijgt aangeboden? Is het script bepalend? De regisseur? Je collega’s in de cast?
“Het allerbelangrijkste, dat staat buiten kijf, is voor mij de karakterontwikkeling. Waar staat het personage en waar gaat het personage naartoe? Een stilstaand personage vind ik niet interessant. Je hebt veel personages die worden ingezet om een verhaal te vúllen. Die zijn niet aan mij besteed. Ik wil hiermee niet zeggen dat het personage gróót hoeft te zijn, daar hecht ik geen waarde aan. Maar er moet wel iets met haar gebéuren.”
Je bent geboren in Marokko, en op je vijfde naar Nederland gekomen. Wat is je meest levendige herinnering aan Marokko uit die eerste vijf jaar?
“Ik heb er één. En dat is dat ik op mijn blote voeten liep over de grond, in het dorp waar ik geboren ben, Ajdir. Het is niet eens een beeld, het is het gevoél van mijn voetjes die over die grond bewogen.”
Zoals vele andere succesvolle acteurs, ben je ooit afgewezen, en wel aan de Utrechtse toneelschool. Wat is dat toch, dat zoveel gevestigde acteurs in hun jonge jaren zijn afgewezen door de opleidingen?
“Er zitten achter zo’n tafel mensen die denken: jij bent niet goed genoeg – vólgende. Als je heel jong bent, kun je daar van alles van denken, maar als je wat ouder wordt, realiseer je je steeds meer: dat had eigenlijk niets te maken met míj. Maar meer met het beeld dat deze mensen hadden gehoopt te zien, vanuit hun eigen kaders.
Het waren witte mensen, en ze wilden Shakespeare zien op een witte manier. Hamlet op een witte manier. Cordelia op een witte manier. En ik kon ze dat niet geven. Ik wilde Shakespeare in het Arabisch doen. Dat hadden ze nog nooit gehoord. In het Arábisch? Kan het niet gewoon in het Nederlands? Terwijl je ook zou kunnen denken: hé, dat ken ik nog niet, wat interessant.”
Wat deed die afwijzing in jouw geval?
“Ik denk dat een afwijzing kan leiden tot een nieuw drive. Je kunt er niet meer voor zorgen dat deze mensen jou niet meer afwijzen. Maar je kunt wel denken: oké, dan neem ik een andere route, en die duurt misschien wat langer, maar uiteindelijk zullen wij elkaar verderop weer treffen. Jonge mensen die zijn afgewezen sturen me geregeld berichten. En dan ik zeg ik: jongens, je gaat misschien nóg wel tien keer afgewezen worden. Maar ga gewoon door.”
Glimlachend: “Als je op je vijftigste nog steeds niet aan het werk bent, ja, dán kun je misschien iets anders ga doen. Maar tot die tijd: ga gewoon door.
Maar er is wel iets kwalijks aan de hand. Ik probeer niet zo veel in kleur te denken, maar als we het over toneelscholen hebben, is het moeilijk om dat niét te doen. Als je ziet hoe groot de groep witte mensen is die daar wordt toegelaten, en hoe groot de groep mensen met een kleur die wordt afgewezen, dan snap ik wel dat jonge mensen van kleur denken: hebben wij dan geen talent? En dan zeggen toneelscholen altijd: er komen geen andere mensen dan deze. Maar ze komen wel degelijk. Jullie vinden ze alleen niet interessant genoeg. Dat je daardoor bijna zou gaan denken dat alleen witte mensen talent hebben, vind ik heel erg kwalijk.”
Je werkte in coronatijd, toen al het acteerwerk stil lag, in een verslavingskliniek voor psychiatrische patiënten. Waar heb je daar geleerd?
“Dat alle mensen mensen zijn. En dat het gemakkelijk is om te oordelen over iemand. Omdat hij verslaafd is. Of een moord heeft gepleegd, want ook zulke patiënten had ik. Maar iedereen is iemands zoon of dochter. En voor iedereen, wat voor tragische dingen hij of zij ook heeft meegemaakt, is het belangrijk dat iemand anders interesse heeft. Gewoon, voor hoe hun dag was. Menselijk contact. Dat is het allerbelangrijkste, voor iedereen.”
Je hebt in het verleden wel eens openhartig gepraat over grote internationale rollen waarvoor je auditie deed, en die je dan niet kreeg. De meeste mensen praten het liefst vooral over hun successen. Waarom jij ook over het tegenovergestelde?
“Omdat ook dát het leven is. Ik geloof in het recht op falen. Ik zit hier vandaag om te praten over Nordin en daar praat ik graag over, maar ik had om persoonlijke redenen een kutochtend, waardoor ik vanochtend nog jankend in mijn auto zat.
Ik vind het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven. Dat betekent dat ik niet altijd succesvol hoef te zijn. En het betekent ook dat ik een afwijzing kan relativeren. We zitten hier in een hotelbar aan de koffie, met de laptops en iPhones op tafel. We zitten niet in een oorlogsgebied, zoals miljoenen mensen over de hele wereld. We leiden een heel luxe leven, ook na een afwijzing. En als een afwijzing betekent dat ik even geen werk heb, betekent dat niet dat ik dan opeens minder waarde heb. Ik heb niet alleen maar waarde als ik werk.
Robert De Niro zei ooit: “Als alles goed gaat, blijf rustig. Als alles slecht gaat, blijf rustig.” Als ik die uitspraak ergens kon tatoeëren, had ik het gedaan. Dat doe ik niet. Maar het is wel wat ik ervaar: ik haal die waarde van werk ervan af. Want als mijn waarde samenhangt met mijn werk, dan betekent het dat ik depressief ben als het even stil ligt en weer helemaal blij als het goed gaat. Waarom zou ik dat willen? Als in dit vak niks me meer lukt, ga ik iets anders doen. Dan ga ik in een bloemenzaak werken. Ik ben gek op bloemen. Ik weet zeker dat ik daar ook heel gelukkig van word: ik ga de mooiste bloemen verkopen.”
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
Pommelien Thijs (24): 'Authenticiteit betekent niet dat ik alles moet delen en geen privé mag hebben'



















