Julie was Française, een zestiger die duidelijk in de jaren zeventig was blijven hangen. Ze droeg beige ribbroeken en dikke truien. Met haar grijze bob had ze eerder iets weg van een hippie dan een Parisienne.
We gaven samen als vrijwilliger les aan het asielzoekerscentrum. Julie, die van oorsprong zendelinge was, doceerde al jaren. Ze had een typisch Frans accent, waardoor alle leerlingen, voornamelijk Syriërs en Eritreeërs, met een Franse tongval het Nederlands onder de knie kregen.
Het originele plan was dat Julie me zou inwerken, maar we bleken een gouden les-duo. Ik corrigeerde haar zodra ze een klemtoon verkeerd legde en zij riep me tot de orde als het weer net iets te gezellig werd.
In de lerarenkamer van de koude barak (ik droeg inmiddels ook dikke truien) gingen onze gesprekken diep. Alle ellende die je op het AZC voorbij zag komen, verbleekte bij Julie’s levensloop. Ze was als kind wees, had als twintiger borstkanker overleefd en jarenlang in oorlogsgebieden gewerkt waar ze ook ontvoerd werd.
Zo verschillend als we leken, zo hecht was de band. Julie las alles aan m’n gezicht af. “Maaike”, zei ze eens na een les, ergens in de lente. “Wat is er mis?” Ik keek vragend. “Je zucht ontzettend veel. Dit is trouwens de derde les dat je niet één keer gelachen hebt.” Ze schoof haar stoel aan, kwam dichterbij zitten. “Kom op, vertel …” “Nou, ik ben verliefd”, zei ik, licht gekweld.
Die bevlieging was niet zomaar ontstaan. De komst van de kinderen had sleur en gemakzucht gebracht. Aanraking was er slechts in de vorm van mollige peuterbenen om je heup en het zwaar tegen je aanleunen van de kleuter tijdens spannende momenten. Een natte kus van eigen vlees en bloed.
De bestaande romance was in een broer/zus-relatie gegroeid. En dat is misschien goed genoeg voor velen, maar ik verpieter waar je bij staat zonder intimiteit. Ik negeerde de eigen hartstocht. Dat is wat de (heimelijke) verliefdheid teweegbracht: ik had het beest te lang links laten liggen. Dus eiste het ineens maximale aandacht.
“Het ouderschap, onze relatie en het uitgebluste. Het valt me vies tegen”, klaagde ik verder. “Maar als ik dan de trauma’s zie waar mensen op het AZC mee rondlopen, denk ik: zeur niet. Wie ben ik om te klagen?”
“Houd daar onmiddellijk mee op”, zei Julie streng. Zie je wel, zij vindt het ook niet oké. Als ze nu over zonde en de bijbel begint, loop ik weg, dacht ik. “Waarmee?”, vroeg ik. “De verliefdheid? De man in kwestie weet van niks hoor. Je bent de eerste aan wie ik dit opbiecht. Ik ben zo trouw als een hond.”
“Nee, stop met dat schuldgevoel. Weet je wel hoe uniek je bent?” Ik bewoog ongemakkelijk, die zag ik niet aankomen. “Je bent betrokken en hebt oprechte aandacht voor een ander. Ik heb je met je dochters samen gezien, zo’n toegewijde moeder. Mon Dieu. Als er iemand trouw en loyaal is, dan ben jij het.”
Het lukte om de emotie weg te slikken. “Dat is heel lief, dank je. Ik weet niet wat ik moet zeggen maar ik moet nu écht weg, naar school. Anders kom ik te laat.” “Nee, blijf zitten. Vijf minuten later de kinderen ophalen kan ook,” zei ze streng.
Julie reikte haar armen over de ronde tafel en greep naar m’n handen. “Onthoud: je hoeft slechts aan één persoon trouw zijn.” Kijk, daar is-ie weer, haar wijze God… “Aan jezelf, Maaike. Los van je kinderen, werk en verwachtingen van geliefden, wat voel jij? Waar wil jij heen?”
Dat wist ik wel. Ik wilde weg. Mezelf zijn en niet alleen maar eindeloos liefde geven, klaar met alleen maar behagen. Mocht ik ook ontvangen, zonder ervoor te hoeven strijden? “Dank Julie”, zei ik. Ik omhelsde haar en zei: “Je bent lief. En ik zal erover nadenken.” “Nee, niet nadenken. Voelen.”
Kort daarna gaf ik de brui aan m’n relatie, de stiekeme verliefdheid én het vrijwilligerswerk. Het was te veel, ik was doodop. Een week dobberde ik voor de kust van West-Afrika. Alleen. Kilometers wandelde ik langs de verlaten kust, zonder kind of partner. Je eigen ritme volgen, niet dat van een ander, voelde ook als hartstocht.
Het enige dat aan me knaagde was mijn verantwoordelijkheidsgevoel. Ook tegenover Julie. Ik wilde haar niet teleurstellen. Ik belde ergens op een eiland: “Ik ga echt je advies opvolgen. Trouw aan mezelf zijn, al voelt het nu onwennig.” “Ach, je beseft nu pas hoeveel je je al die tijd aan anderen hebt aangepast.” God, wat houd ik van deze vrouw, dacht ik.
Ik beloofde stellig dat, als de boel thuis rustiger zou zijn, ik met de kinderen gezellig langs zou komen. Het is er niet van gekomen. Twee weken na het telefoongesprek overleed Julie aan een hersenbloeding. Dat is vandaag precies zes jaar geleden. Ze is nog vaak in m’n gedachten. Door dagelijks trouw aan mezelf te zijn hoop ik haar ook een beetje te eren.
Volgende week zaterdag om 9.30 uur lees je weer een gloednieuwe column van Maaike op LINDA.nl.
Lees ook
Maaike: ‘Hoe pijnlijk, na vijftig jaar huwelijk gaan mijn ouders alsnog uit elkaar’