‘Waarom is onze plek al bezet?’, vraagt Puck verbaasd terwijl ze naar de ronde tafel kijkt waar we traditiegetrouw zitten. Een gezin van vier dineert, in een zee van ruimte, vanavond aan ‘onze’ tafel.
Werkelijk alles aan het jaarlijks herfstweekend op het landgoed met de Olde Olthof-jes is anders. Het is vervroegd naar de zomer ‘omdat je moeder en ik ons nu fysiek goed voelen en je weet maar nooit’. Nu pap, de pater familias, elke nieuwe dag als een van zijn laatste beschouwt, schuif je als kind toch aarzelend aan tafel aan.
Rond de reünie hangt een sfeer van gespannen verwachting en versplinterde aandacht. We vormen een penibele mix van dubbele generaties ouders én kinderen. Dit jaar maakt de awkwardness van de versoepeling het samenzijn oncomfortabel. Nergens komt het sociale ongemak, na maanden nationale omgangsregels, beter naar voren dan in het hotel dat diep verscholen ligt in het Twentse coulisselandschap.
Onze drie gezinnen zijn opgesplitst: we zitten aan één rechte, ellenlange tafel met meters loze ruimte tussen alle leden in. Het is een lastige avond voor mam, die de helft niet meer mee krijgt, al zit je pal tegenover haar. Het personeel, doorgaans zeer gastvrij, is gespannen, zenuwachtig. “Mogen we dichter bij elkaar zitten? We slapen ook met z’n allen in een huisje…. one big happy family”, grapt mijn oudere broer tegen de serveerster. Ze snapt meteen dat het verzoek serieus bedoeld is en maakt de afstand kleiner.
Alle menu’s worden aan één volwassene aangereikt maar bij het inschenken van de wijn, staat de ober bijna tegen je aan. Het deert niet. Instructies en regels geven toch maar schijnveiligheid, vind ik. De sociale omgang is sinds de versoepeling vooral open voor eigen interpretatie. Serveerster Tessa is onze favoriet. Ze snapt de Olde Olthof-laisser faire, lacht om onze droge woordgrapjes, is charmant tegen de kinderen en anticipeert.
De dame die de volgende ochtend voor de ontbijtzaal de wacht houdt, is uit ander hout gesneden. Die krijgt het al Spaans benauwd als ze ons, acht man tegelijk, op de zaal af ziet lopen.
Ze geeft van veraf, op niet mis te verstane wijze, duidelijke instructies: “Wilt u meteen langs het buffet gaan, voordat u naar uw tafel loopt, in verband met de anderhalve meter?” Ik kijk naar mijn handtas, formaat hutkoffer. Die zet ik heus echt eerst netjes neer voordat ik me op yoghurt, jam of roerei stort.
De nichtjes rennen, zonder te luisteren, enthousiast voorbij want het buffet met Nutella-potjes, croissants en gerookte zalm is hún hoogtepunt van dit weekend.
“MEISJES….” de gastvrouw verheft haar stem, tegen hysterie aan. “Willen jullie EERST de handen ontsmetten?!” De ogen groot, haar vinger wijst richting pot handgel die op een klaptafeltje staat. Ze schuift de grote voeten iets breder, om de ernst van de zaak lichamelijk kracht bij te zetten.
De drie nichtjes lopen terug, schouders laag vanwege hun in de kop gedrukte gretigheid. Ze pompen braaf wat desinfecterende gel, ze komen per slot van rekening uit een goed nest.
“Mama…”, zegt Charlie als ik even later een glas verse jus bij haar neerzet.
“Vond jij dat een aardige mevrouw?”
“Ze vergat, denk ik, vriendelijk te zijn”, antwoord ik diplomatiek. “Ze heeft een duidelijke taak, die ze serieus neemt. Er logeren zoveel mensen hier.”
“Nou ik vind haar dus stom. Ik deed gewoon ALSOF ik die gel gebruikte want die stinkt”, zegt Charlie terwijl ze het gekookte ei hard tegen de rand van haar bord tikt.
Mam, die zes washandjes van huis heeft meegenomen en denkt dat ik haar oudste kind ben, kijkt blij op wanneer ik tegenover haar plaatsneem.
“Wat leuk dat jij even bij me zit,” zegt ze opgetogen. “Heb je het naar je zin?” Ik buig voorover en grijp haar handen vast. Ik lach en knik. Dat ze zo lief is en we elkaar op deze wijze aanraken geldt als extra bonus. Een tedere, nieuwe gewoonte die wortel moet schieten.
Opa deelt cadeaus uit. Kleine parfumflesjes voor de meiden, grote voor ons. De nichtjes geven hem een spontane groepsknuffel.
“Rustig. Beetje zachtjes met opa…”, zeg ik geschrokken wanneer pap ineens rood aanloopt. Hij heeft last van z’n gewrichten en de heftigheid van de omhelzing ziet er pijnlijk uit.
De kinderen zijn al naar buiten, richting trampoline, als pap zich tot me richt:
“Ik hoop dat, als mam en ik er niet meer zijn, jullie deze traditie zullen voortzetten.” “Doen we”, zeg ik, dapper lachend terwijl ik om de gedachte alleen al in een hoek wil kruipen.
In de middag is het tijd om te gaan. Inpakken en uitchecken. Een knuffel hier, een grap daar, nog een keer tikkertje spelen. De oudste, mijn broer, zet opa en oma thuis af. We zwaaien ze uit, want ik wil binnen een laatste check doen. Opladers, boeken, haarborstels: OO-tjes laten graag sporen na.
Charlie loopt naar onze auto. Puck staat er een beetje verloren bij wanneer ik de deur achter me dicht trek. Dromerig schopt ze een paar steentjes de straat op. “Gaat het wel, lieverd?” Ze schudt het hoofd. Een traan glijdt langzaam over haar wang, ze kijkt weg. Ik druk het lijzige, warme lichaam stevig tegen me aan. Diepe zucht.
“Mama, ik wil zo graag dat opa er volgend jaar nog bij is…. en dat oma straks nog wel weet wie ik ben.”
Journalist en auteur Maaike Olde Olthof (45) is gescheiden en heeft twee dochters (8) en (11). Ze is mantelzorger voor haar moeder die dementie heeft. ‘Never a dull moment’ in dit atypische huishouden, waar Maaike wekelijks een column over schrijft.