‘Aha.’ Hij werpt me een korte blik toe. ‘Ik zie het al: normale lengte en normaal gewicht.’ De anesthesioloog, groot in z’n bewegingen, vinkt de kaders op het document aan, terwijl ik tegenover hem plaatsneem.
Een lach ontsnapt. Is-ie blind? Ik ben echt klein, zeker voor een Nederlandse. In openbare spiegels zie ik nooit het hele gezicht, alleen m’n haar en glanzende voorhoofd. Een kilo of tien zou er gemakkelijk af mogen zonder in de buurt van ‘mager’ te komen.
Voorzichtig, ik wil niet betweterig overkomen, zeg ik: “Normaal?” Ik spreid de armen zo van, kijk eens even goed, man. Hij legt de pen neer en lacht z’n tanden bloot. “Mevrouw, medisch gezien bent u normaal. U bent in een ziekenhuis, niet op de catwalk van een modemerk.”
Sinds die afspraak, jaren geleden, zie ik mijn uiterlijk door een andere bril. Niet met een medisch maar een mild oog. Ik mag er zijn en hoef me niet te vergelijken met wie dan ook. Want ik weet inmiddels hoe negatief dat doorwerkt: je kijkt slechts naar exemplaren die jonger, slanker en mooier zijn. Die zijn er altijd en lopen overal. En dat geldt voor velen, tenzij je Doutzen Kroes heet.
Inmiddels is de acceptatie compleet. Sterker nog: ik vind mijn blote lichaam mooier dan de aangeklede variant. Niet dat ik een nudist ben. Naakt recreëren is geen optie: ik knoei vaak tijdens het koken en zit graag wijdbeens op een kruk als ik de krant lees.
Als je klein van stuk bent en een flinke voorgevel hebt, kleedt zelfs zwart je niet af. Push-up beha’s duwen de boel in je nek, bloesjes in rokken en jurken met print maken het geheel snel propperig.
Op m’n achttiende durfde ik voor het eerst naast vriendinnen in een bikini te liggen, ergens in Spanje. “Je bent veel slanker dan ik dacht”, zei er een verbaasd. Ik was altijd gehuld in wijde truien en broeken, waardoor ik op een mini-uitsmijter leek. Ik schaamde me jaren voor een lichaam dat, achteraf gezien, toen juist op z’n mooist was. Dankzij het thuisfront, dat altijd kritiek leverde, had ik een belabberd lichaamsbeeld.
Leuk toch dat het nu wel goed zit, zou je denken. Ja, het is bevrijdend. Sinds die afspraak bij de anesthesioloog, en de riskante buikoperatie die volgde, heb ik twee gezonde dochters op de wereld gezet. Waarom zou ik over dat gezonde lichaam klagen? Ik sta al jaren niet op de weegschaal. Als de jas te krap zit, drink ik meer water en wandel ik vaker. Bovendien kan ik aan het spiegelbeeld beter zien hoe ik in m’n vel steek, dan aan de wijzer van de weegschaal.
Wat is dan het probleem? Dat anderen daar niet bij kunnen. Je ziet ze kijken, de vrouwen die elke frons of rimpel fillen, de ene na de andere sapkuur volgen teneinde aan hun strenge voorwaarden te voldoen. Daar heb ik geen oordeel over, maar ik zie en hoor hun ongemakkelijkheid als ik aangeef dat ik mezelf wél accepteer.
“Goed hoor, meid. Maar echt? Met dat lijf? Die buik? Die spleet tussen de tanden?” Ja, knap hè? Je zou het eens moeten proberen, in plaats van botox (of een eiwit-shake).
Als ik het al niet mooi vind, hoe accepteert een ander me dan? Hoe krijg ik een onvergetelijk orgasme als ik m’n borsten te groot vind of bang ben dat hij de onderkin ziet ? Hoe kun je van je lijf genieten als je het zelf dagelijks met harde oordelen bestookt?
Als ik naakt langs de spiegel loop denk ik: ja dat ziet er fijn uit. Natuurlijk zie ik alles waar ik me vroeger op focuste (buik) als ontbrekend in het perfecte plaatje. Maar ik zie ook dat het precies goed is zoals het is. Ik heb het lichaam dat bij m’n karakter hoort: sterke benen, zachte, romige huid en soepele heupen.
Het is eigenlijk zonde dat ik dat lijf elke dag in kleding duw, waarbij m’n silhouet niet ten volle tot uiting komt. Maar ja, ik hoef niet op de catwalk te lopen… dat scheelt.
Lees ook
Het spastische TikTok-effect sijpelt fysiek nog een etmaal door