Leon Verdonschot legt voor LINDA. wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is Rob Dekay (36) aan de beurt. De singer-songwriter, ook bekend van onder meer ‘Wie is de Mol?’ en als Judas uit ‘The Passion’, is momenteel te zien in ‘Het Perfecte Plaatje’ en gaat dit najaar op theatertour.
Je hebt je theatertour verplaatst naar dit najaar ‘wegens diverse andere verplichtingen’. Dat is nogal een gedoe, een tour verplaatsen. En was dus vast geen gemakkelijke beslissing.
“Nee, zeker niet na de afgelopen drie jaar: dan zou je ieder moment wel willen aangrijpen om te spelen. Maar ik voelde dat ik iets meer tijd wilde nemen voor mijn nieuwe plaat, en het botste ook met mijn avontuur in Zuid-Afrika voor Het Perfecte Plaatje. En ik wilde ook echt de tijd nemen om een voorstelling te creëren waarvan mensen zeggen: hier heb ik graag op gewacht.”
Niet om je op te jagen, maar je laatste single dateert inderdaad al van 2021.
“Zeker. Maar ik zie het ook een beetje als een restaurant: als mensen een mooi Indonesisch gerecht van je gewend zijn, kun je niet opeens aan komen zetten met een frikandel speciaal. Dan moet je soms even wachten tot alle ingrediënten daar zijn. Ik moet ook wel zeggen dat we bijzondere tijden achter ons hebben: ik had ook helemaal geen zin in een verdeeld Nederland, en vroeg me af of het allemaal nog wel leuk was, of ménsen nog wel leuk waren. Het heeft er wel ingehakt, die tijd waarin mensen vooral lelijk tegen elkaar deden.”
Je speelde Judas in ‘The Passion’. Hoe dubieus is het om daarvoor gevraagd te worden, omdat men je kennelijk de geknipte Judas vindt?
“Voor mij niet. In die periode was ik toevallig zelf bezig met de heilige boeken, uit interesse. Ik ben ook in Israël geweest om plekken te bezoeken. Het mooie is dat schilder Maudy Alferink in die tijd de opdracht kreeg om een nieuwe, hedendaagse versie van Het Laatste Avondmaal te maken, en ze vroeg me of ik Judas wilde zijn. En letterlijk een week later werd ik gevraagd om Judas te zijn in The Passion. Je zou er bijna van gaan geloven!”
Je woont in een van de mooiste steden van Nederland: Deventer. In de ‘woonaantrekkelijkheidsindex’ van de Atlas van Nederlandse Gemeenten stond Deventer echter twee weken geleden maar op 39, onder Almere en Purmerend. Wat gaat hier mis?
“He-le-maal niets. Ik ken genoeg mensen die gewoon een huis zoeken in hun eigen stad, dat zal niet gemakkelijker worden als iedereen hierheen komt. Dus als je het mij vraagt is die plek 39 prima. Kom lekker op bezoek, kom Deventer koek eten.”
En rij vervolgens vooral terug.
“Haha. Ik ben absoluut niet objectief, maar Deventer is de mooiste stad van het land. Maar soms is een geheim beter als het een geheim blijft.”
Je hebt een tweelingbroer, Wouter. Jullie zien er niet heel eeneiig uit.
“Dat geeft denk ik wel weg dat we inderdaad niet uit één ei komen.”
Lijken jullie karakterologisch wel op elkaar?
“We zijn wel echt twee verschillende personen. Maar ik heb wel degelijk een beste vriend die ik al van from the balls ken. Waar ik onrustig ben, brengt hij de rust. Soms ook andersom, maar meestal brengt hij de rust. Hij is ook bij uitstek degene naar wie ik toe kan gaan met een idee voor feedback. Maar als ik dan gepleased wil worden, kan ik hem beter overslaan.”
Voor je countrypop maakte, zat je in de hiphop: je speelde met onder meer Dio en Akwasi. Zit er nog een hiphopper in je?
“Ik ben opgegroeid met hiphop, wat ook te maken zal hebben met het feit dat ik op straat ben opgegroeid, omdat ik vroeg van school ben gegaan. Ik hou nog steeds van hiphop, het zal voor mij altijd met me verbonden zijn. En ik probeer het rauwe van hiphop wel nog steeds in mijn liedjes te verwerken, al is het heel subtiel.”
Je was onder meer stratenmaker, vuilnisman en dozeninpakker.
“Sterker nog, ik ben zelfs werkloos geweest. Als je jong van school gaat, is het uitzendbureau je nieuwe hoofdkwartier.”
Wat was je zwaarste beroep?
“Mijn huidige. En is het tegelijk het leukste. Dat het ook zwaar is, komt hierdoor: creativiteit is heel leuk, maar kan ook heel vervelend zijn. Als je máák-hoofd er niet naar staat, gebeurt er bijvoorbeeld niet zo veel. En een publieke baan geeft veel, maar neemt ook wel wat.”
Een stratenmaker zal inderdaad niet op Twitter lezen wat mensen van zijn straat vinden.
“Precies. Ik heb nooit gelezen: ‘Rob Dekay, wat een kutstoep!’. Maar ik vond het wel een heel leuke periode. Bovendien, als je onderaan begint, kun je bovenaan nog meer waarderen – pas als je de klim hebt gemaakt, geniet je écht van het uitzicht. Heel veel mensen worden door hun ouders halverwege de berg afgezet, maar zo iemand was ik niet.”
Dozeninpakker klinkt wat dubbelop… Moeten ze in een doos?
“Sterker nog: als je het fout doet, moet je ze ook weer uítpakken. Kun je je voorstellen wat voor clusterfuck dat is?”
Waarom staat er Born to Lose op je arm getatoeëerd?
“Als reminder dat we niet onsterfelijk zijn, en dat je iets met dit leven moet doén zoals je het hebt. Magere Hein staat er ook bij. Ik zie het niet als een negatieve boodschap, maar als een knipoog. Het enige dat je ooit gaat winnen, is dat je de dood tegemoet moet komen. En ik hoop dat als het moment er komt, ik er een beetje mee om kan gaan.”
