Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl om de week iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is acteur Kiefer Zwart (35) aan de beurt. Hij is nu te zien op Amazon in Dit is geen Kerstfilm en daar binnenkort ook in de film Rokjesnacht.
‘Dit is geen Kerstfilm’ heeft meerdere Gouden Kalveren gewonnen. Wanneer wist je dat je in een bijzondere film zat?
“Er was een viewing georganiseerd, maar daar kon ik helaas niet heen, dus ik zag hem voor het eerst bij de première op het Nederlands Film Festival. Dat was heel spannend, met al het publiek erbij. Maar die spanning viel eigenlijk al bij het begin van de film van me af. Omdat ik toen echt begreep waar ik in zat.
Het is een script dat een aantal maatschappelijke thema’s van deze tijd behandelt, en dat zo genuanceerd doet dat ik me afvroeg: is het dan nog wel grappig? Ja, dus. Súpergrappig zelfs. Ik heb ook wel eens een première meegemaakt waar er een scène waar ik in zat bleek ingekort, of waar de film er toch anders uit bleek gekomen dat ik voor me zag tijdens het draaien. Ik vind dat meestal niet zo erg, omdat de grootste lol voor mij echt zit in het máken van de film. In het repeteren en het filmen zelf.”
De rol die je met afstand het vaakst hebt gespeeld, is die van Roman van Loon in ‘Goede Tijden Slechte Tijden’. Daar kom je waarschijnlijk nooit meer helemaal van los.
“Dat hoeft ook niet. Die rol kleeft inderdaad aan me: als ik al ergens van word herkend, is het van Goede Tijden. Die serie is ook zó cult: het is zo’n groot onderdeel van de Nederlandse filmgeschiedenis, het was heel gaaf om daar aan te kunnen bijdragen. Het is ook een serie die voor veel acteurs een belangrijke springplank is geweest. Soms denk ik: het zou ook wel heel vet zijn om nog eens een comeback te maken. Maar dat kan niet, want ik ben dood. Maar wat zou het grappig zijn om dat nog te doen. Want het is één ding om in een soapserie te spelen, maar het is een nog veel vetter ding om uit de dood te herrijzen en terug te komen in een soapserie.”
Er zijn in het verleden toch wel vaker personages teruggekeerd, al waren ze dood?
“Zeker. Ik heb voor mezelf al een loophole bedacht. Want er is wel vertéld dat ik dood ben gemaakt, maar het is niet in beeld gebracht.”
Tada!
“Precies: tada!”
Je woont in Leiden. Hoe zou je die stad omschrijven?
“Als een soort Amsterdam, maar dan veel kleiner. Het kleine, fijne, knusse, gemoedelijke broertje van Amsterdam.”

Je hebt hiervoor een tijd lang met een vriend samen gewoond in Amsterdam. Twee mannen die na hun studententijd een huis delen. Dan denk je aan rock-’n-roll. En aan rommel.
“Haha! Wij hadden wel een goede samenwerking in dat huis, we begrepen elkaar heel goed. We zijn allebei tamelijk opgeruimd, dus dat was het huis ook wel. Ik vond het wel lekker om eventjes met de stofzuiger door het huis te banjeren. En rock-’n-roll was het inderdaad een beetje. Maar dan wel de heel mellow versie ervan: de classic rock versie.
Ik heb ook wel eens in een woongroep gewoond, met veertien mensen. Daar was het minder opgeruimd: daar kon ik de keuken goed schoonmaken, in de middag ergens wat gaan drinken, terugkomen en dan weer een zwijnenstal aantreffen. Daar kwam ik ook echt het klassieke beeld tegen van de pan die al zo lang op het fornuis staat dat alles totaal is aangekoekt, en niemand weet van wie die pan is. Het waren wel echt allemaal leuke, creatieve mensen. Het begon ook heel romantisch, met jamsessies samen in de keuken. Dat is op een gegeven moment wel verwaterd.”
Hoe staat met het jouw muziek?
“Daar ben ik nog mee bezig. Ik ben een EP aan het maken met producer Tom Luuring, en met een andere groep nog een andere EP. Ik rap, en zing een beetje. En vooral vind ik het leuk om de teksten te schrijven.”
Je kunt ook dansen, vooral salsa. Vind je het een afknapper als je met iemand danst die dat niet blijkt te kunnen?
“Salsa heb ik wel echt meegekregen van huis, ja. Ik heb vroege herinneringen aan mijn ouders die staan te dansen in onze woonkamer. En als kind ben ik ook op salsales gegaan. Als ik iéts heb meegekregen van de Antilliaanse cultuur, is het dit. Het is wel echt een plus als je dat samen kunt doen. Een heel dikke plus. Eerlijk gezegd ben ik nog nooit met iemand geweest die dat niet kon. Dus ik denk dat ik onbewust daarop selecteer. Je hebt zoiets als intelligentie, uitgedrukt in IQ. Maar je hebt ook zoiets als fysieke intelligentie, iets als een bepaalde controle over je lichaam, het begrijpen van ritme. En dat is voor mij heel erg aantrekkelijk.”
‘Rokjesnacht’ is een romantische komedie. In een recensie in ‘Het Parool’ werd de romcom omschreven als ‘een universum waarin mensen weliswaar zeggen dat ze happy single zijn, maar dat is alleen omdat ze de waarheid nog niet ontmoet hebben, en waarin elk hopeloos geval uiteindelijk toch de liefde vindt’.
“Volgens mij klopt dat voor een groot deel wel. Ik heb zelf altijd wel iets gehad met het genre. Love Actually, Bridget Jones, die oude films met Matthew McConaughy: die heb ik vroeger allemaal gezien, en dat vond ik echt heel leuke films. En die omschrijving klopt volgens mij, omdat uit al die films het gevoel spreekt: in mijn eentje ben ik gewoon oké, maar het is toch ook wel echt leuk om iemand tegen te komen van wie je denkt dat het met z’n tweeën nog wel iets méér oké is.
Ik denk soms dat er meer verschillende soorten romcom mogelijk zijn. Er zijn nu al verschillen: sommige richten zich meer op comedy, andere op het drama. Maar een horrorversie, dat zou ik ook wel heel vet vinden. Een soort romantische horrorcomedy. Ik ga dat een keertje pitchen bij Johan Nijenhuis.”
In coronatijd werkte je in de bouw. Als wat?
“Elektricien. Ik speelde in de revueshow Showponies 2 en we zaten in de bus naar de volgende show, volgens mij in Heerlen, toen de beroemde persconferentie van Mark Rutte op tv was. Die waarin hij vertelde: jongens, we gaan de lockdown in. En toen zat ik dus thuis. De eerste dagen vond ik het nog wel lekker en kon ik uitrusten, maar al snel voelde ik me nutteloos. Een neef van me heeft een aannemersbedrijf en ik heb hem gebeld met de vraag of ik iets kon doen. Meelopen, iets met mijn handen doen: wat dan ook. Hij moest even nadenken, belde toen terug en zei: ‘Ik kom je morgen om zes ophalen.’ Mijn eerste gedachte was: godverdorie, dat is wel heel vroeg. Maar goed. Gaandeweg heeft hij me alles geleerd.
Ik heb nog steeds een gereedschapskoffer met al het gereedschap van een elektricien staan. Ik vond het leuk, behalve die keer waarop ik een stoppenkast ging vervangen en vergat dat de stroom die uit de grond die kast in gaat, natuurlijk gewoon constant aan staat. En die keer dat ik een draadje vastpakte dat nog onder spanning stond. Maar verder is het goed gegaan. Het is wel echt hard werken. Acteren natuurlijk ook, maar dat vind ik toch een stuk leuker om te doen. Ik herinner me dat ik een keer heel moe was, om me heen keek tijdens het werk en dacht: pff, kunnen we niet gewoon iemand bellen om dit te doen? En me toen pas realiseerde: o shit nee, ik bén degene die iemand heeft gebeld om dit te doen.”
