Hij was mijn ultieme tegenpool, een bedachtzame man. Jens was voorzichtiger dan ik en bovendien zuinig op z’n spullen. Het type dat een dure, wollen winterjas koopt, maar die in de kast laat hangen omdat ‘er nooit een goede gelegenheid is’. Want misschien gaat het wel regenen of raak je ’m kwijt in de kroeg.
Als ik dan opperde dat-ie die jas niet voor niks had aangeschaft, zei hij: “Maar er is niets speciaals, we gaan nu gewoon naar vrienden toe.” Jens had weinig vertrouwen in de mensheid en nog minder in mij, bleek telkens als ik achter het stuur van zijn auto kroop. “Pas je wel op, dat ding kost een godsvermogen. Kijk maar uit, want je rijdt roekeloos.”
Na een paar maanden verkering besloot ik uit principe die auto nooit meer te pakken, zelfs niet voor een noodgeval. Ik reed zelf in een Daihatsu, met mos langs de ruiten. Volgens mijn vader een oud barrel, ‘klaar voor de sloop en een gevaar op de weg’. Feit was dat ik er juist ontspannen in reed, relaxter dan in de dikke bak van Jens.
Het was, zeker in het begin, allemaal te overzien. Alles uit de naam van liefde. Iedereen heeft onrealistische angsten, meende ik. Als we een weekend weggingen, moest en zou het NietStoren-bordje buiten de hoteldeur hangen, altijd. “Maar ik wil graag schone handdoeken als we zo de stad in gaan”, mompelde ik verbaasd. “Dat het bed strak is opgemaakt als we terugkomen, is juist een pre van een hotel, toch?” Jens schudde dan het hoofd. “Nee, grote kans dat er iets gejat wordt. Je kunt naar de receptie bellen als we terug zijn, als je graag schoon linnen wilt.”
Jaren verder in onze relatie later bleek dat ik me toch redelijk geruisloos zijn negatief moeras had laten inslepen. Ik was er aan gewend geraakt dat ons dagelijks leven ondertiteld werd door schreeuwerige waarschuwingsborden. Overal waar we ons begaven, hoorde ik een ‘Pas op! Het is hier Gevaarlijk’ of ‘Kijk uit voor vreemde mensen’.
Ik had als partner vooral Jens een veilig gevoel willen geven. “Kijk, het is goed volk”, zei ik als we naar een feest van onbekenden gingen. Of “Vertrouw op je mensenkennis, het is maar de buurvrouw, geen monster.” Tevergeefs natuurlijk, want hij voelde zich in zijn emotie miskend: ik nam hem niet serieus. En ondertussen vonden zijn demonen wel slinks hun weg in mijn systeem. Ja, ik weet het: waar je mee omgaat, word je mee besmet.
Ik had pas door hoe diep ik in de angstige vijver was gezonken, toen ik alleen voor het werk in Spanje was. Het voelde alsof ik ineens vrij kon ademhalen. Ik bestelde een cocktail aan de bar en terwijl ik op de kruk plaatsnam, hoorde ik Jens. Hij fluisterde: ‘PAS JE WEL OP JE TAS, hier zijn zakkenrollers.’ Zijn stem in mijn hoofd.
Daar, aan de bar in Barcelona, raakte ik aan de praat met een jong stel. “Kom anders gezellig bij ons eten morgen”, vroeg de vrouw toen we na uren kletsen afscheid namen. Nog vol energie van de fijne avond belde ik Jens. “Leuk”, was zijn reactie. “Zou je dat wel doen, bij ze eten? Wat weet je nu precies van ze?” Ik zuchtte. “Dat ze net uit de gevangenis zijn voor een dubbele moord en vleermuizen eten. Ben je bang dat ze me verscheuren?” “Nee, Maaike. Maar wat willen ze van je?” Mijn enthousiasme en energie sijpelden uit mijn lijf.
Met Leonara en Paul had ik de dag erna een ontspannen diner, buiten op hun terras. Diepgaande gesprekken bij een ondergaande zon, hun trouwe hond Bela snurkend aan mijn voeten onder tafel. ‘Zie je wel’ dacht ik, ‘ik kan altijd haarfijn op m’n intuïtie afgaan.’
Bij terugkomst raapte ik de moed bijeen om over de Spaanse openbaring te praten. Dat gesprek liep volledig uit de hand. Ik besefte dat ik me te veel had laten afremmen. Dit was niet het leven dat ik samen wilde leiden.
Jens vond het onzin. Het advies om eens iets aan al die angsten te doen, bespottelijk. Ik was gewoon naïef. Want hoe vaak was ik daadwerkelijk wel bedrogen of bestolen? “Bovendien: jij wil altijd nieuwe mensen ontmoeten, het moet altijd beter, of spannend”, was zijn verwijt. Die avond viel het gezamenlijke besluit; al werd ik geplaagd door twijfels, ik hield echt van Jens.
Toen ik een week later mijn spullen op kwam halen en de sleutel bij hem inleverde zei ik dat ik het jammer en moeilijk vond. “Weet je Maaike… Ik wist het eigenlijk al vanaf dag een.”
“Wat?” vroeg ik.
“Dat we niet bij elkaar zouden blijven.”
'Het is raar dat als je ex overlijdt, je hem nog een tijd, lachend, terugvindt op WhatsApp'




















