“Nou, dat is ook gezellig! Ik ben Kaat!” Ze schreeuwt het bijna door de trein heen. Terwijl ik me neer laat zakken in de enige lege stoel die ik kon vinden, steekt ze haar hand uit.
Al drie coupés sleep ik mezelf door een kokend hete trein heen in de zoektocht naar een plek, om uit te komen bij een vrouw die zich kennelijk voorstelt aan mensen die naast haar komen zitten.
Iets wat ik niet ken uit de tijd dat ik nog veel met de blauw-gele rups reisde, maar wie weet is de mores veranderd. Omdat ik vanavond een etentje met vrienden heb in Rotterdam, maar wel een glas wijn mee wil drinken, heb ik de auto laten staan en ga voor het eerst in tijden met het openbaar vervoer. Nu al vervloek ik mezelf.
“Dag Kaat, ik ben Jan.” Zij: “Jaaaaaaa, maar lieverd dat weet ik toch?! Ik zie je toch altijd op televisie? Elke avond hoor! Ga ik met m’n man, hij heet Ruud, er lekker voor zitten en dan spelen we Lingo. Hij weet altijd alle woorden, maar nooit de puzzelwoorden. Die doe ik.”
Voor ik kan zeggen hoe leuk het is om te horen dat ze altijd kijkt dendert ze, gelijk de trein, keihard door. “Kaat ben ik dus, Kaat van de schoenenwinkel. Want Kaat weet altijd je maat, HAHAHAHA.” Ze lacht er om alsof niet zij, maar ik zojuist een grap heb gemaakt. De hele coupé draait het hoofd om te zien waar al dat kabaal vandaan komt.
“Niet dat ik Kaat heet hoor, het is eigenlijk Karin, maar daarmee wist ik niks wat met voeten of schoenen te maken had. Nu weet bijna niemand nog dat ik zo heet, zelfs Rudie zegt altijd Kaat.” Ze ratelt verder over haar zoon, Junior, en zijn passie voor het stukadoorsvak.
Wanneer ik in de lijn van Kaat/Maat begin over Junior de Stukadoor roept ze tijdens het lachen op oorsuizend vermogen dat ze bijna in haar broek piest. Ik hoop zo dat ze het figuurlijk bedoelt.
Kaat blijkt naast schoenenverkoper ook een pedicurepraktijk aan huis te runnen. Of ik weet dat 60 procent van de mensen onnodige voetklachten heeft door eeltproblemen, ingegroeide en/of kalkende nagels of verkeerd schoeisel? Laat mij je voeten zien en ik vertel je wie je bent.
Ik lach schamper, terwijl haar blik ineens serieus wordt. Ze meent het. “Laat maar zien hoor, dan weet ik zo wat er aan mankeert.” Ik stamel dat ik behoorlijk klachtenvrij, qua voeten dan, door het leven ga. Niet dat dat de waarheid is, maar ik ben toch echt niet van plan om in een veel te warme en overvolle trein mijn voeten aan een compleet vreemde vrouw te laten zien. Wie weet is het allemaal gelogen en heeft ze een voetfetisj.
Als we Rotterdam Centraal binnen rijden, ben ik helemaal op. Ze heeft me de oren van de kop geluld en reikhalzend wacht ik op de deuren die open gaan. Op het perron pakt ze me vast, geeft me een dikke kus op de wang en zegt: “Wat hebben we enorm leuk zitten praten. Eerst kende ik je van tv en nu in het echt!”
Als ik tien zinnen heb gezegd in die drie kwartier is het veel. Kaat, zij die altijd praat.
