Laat ik beginnen met hier te zeggen: ik kon er echt niks aan doen. Niet omdat ik niet vreselijk onhandig ben, want dat ben ik wel. Maar hier treft mij toch echt geen blaam. Vind ik.
De afgelopen tijd ben ik druk geweest met de opnames voor een programma dat me in veel verschillende huizen brengt.
Huizen van andere mensen. Huizen waar andere spullen staan dan ik thuis heb op plekken waar ik ze thuis niet heb staan. En nu is één van die huiseigenaren boos. Op mij.
Het zit zo. Een cameraman ging, per ongeluk lijkt me, op de kat des huizes staan. Omdat hij schrok van de schreeuw die de kat gaf, deed hij snel een stap naar achter. Waar ik stond. Ook ik bewoog mij naar achteren, maar daar stond dan weer een cactus. Een grote cactus, zeker, maar verder zou ik hem omschrijven als een huis-tuin-en keukencactus, niks bijzonders.
Er prikten wat stekels in mijn billen, maar dat verklaarde niet waarom er een ijzingwekkende gil ontsnapte uit de eigenaresse van de cactus. Is de kat doodgetrapt? Staat er iets in de fik? Komt de wereld ten einde? Allemaal neen.
Er was een tak, als je dat zo noemt, van de cactus afgebroken. En dat was heel erg. “Nee, nee, oh nee, NEEEEE!” Ze liep naar de cactus, duwde mij opzij en pakte de arm, als je dat zo noemt, van de cactus op al ware het een pasgeboren kind. “Weet jij wel dat deze cactus honderd jaar oud is?!” Ik stamelde dat ik dat niet wist, maar dat het me vreselijk speet. “Dit komt nooit meer goed! Kun jij soms niet lezen?”
Pas nu ze er naar wijst, zie ik het briefje naast de cactus liggen. Er staat in hoofdletters: ‘PAS OP! CACTUS.’ Ik moet mijn best doen om niet in lachen uit te barsten, maar gelukkig weerhoudt de ontsteltenis van de cactusliefhebber me daarvan.
Nogmaals, ik ben erg onhandig. Ik liep ooit in volle vaart tegen een glazen pui aan in mijn ouderlijk huis, omdat ik dacht dat die openstond. Een bloedneus was het gevolg. Een kwartier later wilde ik weer naar binnen en exact hetzelfde nogmaals gebeurde, ditmaal zonder bloedneus. Maar hier kon ik echt niks aan doen!
“Ik neem aan dat je begrijpt dat ik hiervoor wel financieel gecompenseerd wil worden”, zei ze afgemeten. Ik hield wederom mijn lach in en begon ook wat zenuwachtig te worden. Mijn expertise wat betreft cacti, als je dat zo noemt, is precies nul.
Misschien moest ik wel een hypotheek aanvragen of een betalingsregeling, omdat dit toevallig een zeer zeldzame onvervangbare cactus was. Vermomd als doodgewone, niet bijzondere, bejaarde stinkcactus.
En moet ik dat dan betalen?, dacht ik. Ik werd er praktisch tegenaan geduwd door de op de kat stappende collega!
“Nogmaals”, zei ik, “ik vind het erg vervelend allemaal. Aan welke financiële compensatie zat u ongeveer te denken?” Het bleef even stil en er werd duidelijk gerekend welk bedrag deze pijn enigszins kon verzachten.
“50 euro”, zei ze met een strak gezicht. Niet dat ze de stronk er weer aan kon maken, maar kennelijk was er ondraaglijk psychisch lijden ontstaan dat alleen met een monetaire injectie mijnerzijds te verhelpen viel.
Los van dat ik het belachelijk vond, viel dat bedrag me nog alles mee. Dat is 50 cent per levensjaar van de prikkeplant. Ik ging akkoord en na het betalen van een Tikkie stonden we weer quitte. En ik kon er niks aan doen!
