‘Zet je Tinder hier eens aan’, zegt mijn vriendin met wie ik een weekje in Marrakech zit. Ik kijk amper op de app omdat ik A: Mehmet heb, en B: de emotionele capaciteit niet bezit voor het gelul.
Weer ‘Wat zoek je op Tinder?’, ‘Goh dat jij nog vrijgezel bent’ of seksueel getinte vragen, verpakt in nonchalante terloopsheid.
Ik heb genoeg van de barbecuefoto’s, racefiets-eikels en vinextrutten. De suffe bank op de achtergrond of het jong aangeplante groen in de tuin. Ik kijk af en toe als ik een swipe-bericht krijg, hopend dat ik eens wordt verrast. Maar het enige waar ik door word verrast, is dat er zoveel onaantrekkelijke mannen bestaan.
Op mijn vriendins aandringen open ik de app. Het is ongelooflijk, maar mijn berichtenbox is werkelijk ontploft. Abdou, Abdel, Mohamed, om maar eens wat te noemen. Hicham met alleen een stockfoto van een sportauto en Khaled die zichzelf introduceert als een ‘besnis-man’. Hij omschrijft zichzelf als iemand die ‘good care takes about the lady with me’ en erg ‘senstev’ is.
Dan Frederique, een Fransman hier met vakantie. Hij nodigt me uit voor champagne in La Mamounia, een van de meest exclusieve hotels van Marrakech. Ik chat even met hem. Klinkt aanlokkelijk, maar ik ben te oud voor een vakantieliefde.
Het overviel me ooit toen ik veertien was. Mijn zus en ik moesten nog met mijn ouders met vakantie. Elk jaar gingen we naar een zogeheten ‘natuurvriendenhuis,’ ergens in de bergen van Duitsland of Zwitserland: ‘Daar kon je zo mooi wandelen.’ En zoals het huis al zegt, je zit midden in de natuur.
Op de tender age van veertien, word je dagelijks geconfronteerd met de natuur, maar niet zoals mijn ouders graag wilden. Hier was dat in het plaatselijke zwembad (uiteraard onverwarmd – ‘lekker fris jongens!’) dat vooral werd bezocht door de Griekse diaspora aldaar. De Costas, Nicos en Aris vlogen ons om de oren en zwermden om ons heen. Allemaal tussen de zestien en twintig jaar. Reuze interessant! Omgekeerd waren twee blonde Hollandse zusjes een traktatie in het weinig opwindende berg en dal.
De natuur zette onze hormonen in de zesde versnelling en mijn zus en ik werden op slag verliefd. Mijn onderwerp van adoratie was een Griekse Adonis met zwarte krullen. Demetrius, maar iedereen noemde hem Demi. Hij was al achttien en minstens zo verliefd als ik. Hij voorspelde dat we over vier jaar zouden trouwen. Hij zou me ouzo leren drinken en we zouden een hele sliert Griekse kindertjes krijgen. In mijn hoofd danste ik de sirtaki al.
Om te beginnen leerde hij me tongzoenen. Een openbaring. En hij frommelde wat aan mijn Aa-cupje. Alles boven het zomerbloesje, groen als ik was. Hij fluisterde in mijn oor hoe mooi ik was, dat ik mijn lange blonde haar nooit mocht afknippen en dat hij mijn sproeten wilde tellen. Het waren twee fantastische weken van hartstochtelijke verkering.
Zoals met elke vakantieliefde komt het onvermijdelijke uur des afscheids. Ik smeekte mijn ouders of ik nog een weekje mocht blijven, maar ze waren onverbiddelijk. Geen sprake van. Nee, ook niet samen met mijn zusje.
Woedend was ik. Geestelijke mishandeling dat ik zo wreed werd gescheiden van mijn Grote Liefde. Ons gezin reisde per trein en ik huilde de hele terugreis. Mijn vader dook achter zijn krant in onze coupé en mijn moeder probeerde mij te troosten met een broodje en glaasje gazeuse uit een fles met een beugeldop. ‘Nee!’ Niks wilde ik van haar. Mijn hart lag in duizend scherven op de grond. Nooit zou ik meer van iemand houden. Nooit!
Eenmaal thuis sloot ik mezelf op in mijn kamer. Er was destijds geen mobiele telefoon, geen app en geen social media. Je fotorolletje moest in de winkel ontwikkeld worden en met een beetje mazzel kon je na vijf dagen je afgedrukte prenten afhalen. Verder was je afhankelijk van de post die elke dag werd bezorgd, behalve op zondag.
Na een paar dagen lag er dan ook een dikke brief van Demi. Dat ik de ware was en dat hij binnenkort een verrassing zou sturen. Oh, het was vast een ring!
De verrassing kwam twee dagen later. Rond lunchtijd stopte een taxi voor de deur. Mijn moeder en ik keken nieuwsgierig wie er uitstapte. Demi! Hij had de ochtendtrein naar Amsterdam genomen om mij te zien. Maar alsof iemand met een breinaald door een zeepbel prikte, zo verdween mijn verliefdheid in één klap. Pats! Vreselijk!
Mijn moeder gaf hem de logeerkamer en was wederom onverbiddelijk: ik moest netjes en gastvrij zijn. Zo’n jongen die een hele reis had gemaakt voor mij. Ik moest zo nodig, dus alsjeblieft.
Ten einde raad deed ik alle toeristische dingen die je kunt bedenken. Van een foto in Volendammer kostuum tot de duiven op de Dam. De avonden waren onder streng toezicht van mijn ouders. Na zeven lange dagen zwaaide ik hem eindelijk vrolijk uit. ‘Du nicht weinen?’ vroeg hij vanuit het raampje van de trein. ‘Nein später’, jokte ik.
Eenmaal thuis schreef ik hem een ‘Dear John’ (of liever gezegd een ‘Lieber Johan)-brief en tjuus!
Een vakantieliefde moet vooral blijven waar hij is. Een glas bubbels in La Mamounia is heel wat anders dan bitterballen in de Amsterdamse Javastraat. Dus ik sluit de app weer af. Leuk idee, maar nee bedankt. Wat in Nederland geregeld op mijn bank zit, is liefde genoeg. Zonder vakantie.
