“Wat een schatje”, hoorde ik een pubermeisje zeggen voordat ik rond middernacht de deur van mijn woonkamer achter me dichtdeed. Je zou denken dat ze het over de teckel die achter me aan huppelde had, maar ze bedoelde mij.
Ik moest erom lachen. Ik was net in mijn boxershort de kamer in gelopen om aan de 29683 aanwezige pubers te vragen of het wat zachter kon. Ik vroeg het heel relaxed, helemaal als je bedenkt dat mijn huis volledig was afgevuld met aangeschoten zestienjarigen. Ik vermoed dat ik daarmee wat punten had gescoord en het predicaat ‘schatje’ had verdiend.
Toen ik ’s ochtends een laatste ronkende verdwaalde puber op mijn bank aantrof, realiseerde ik me dat ik hier altijd van gedroomd had, ook al sliep ik pas om 3 uur, stonk mijn hut naar bier en lag er een theedoek met kots in mijn afvalemmer.
Er kunnen nooit genoeg kinderen in je huis rondlopen, dat vond ik al toen mijn zoon klein was en mijn woning een soort buurtcentrum was voor iedereen onder de 1 meter 30.

Vroeger wilde ik niet alleen veel kinderen om me heen, ik droomde daarnaast van een huis waar ook volwassenen via de achterdeur naar binnen zouden komen en onverwacht kwamen aanwaaien. Ik snap nu pas hoe idioot die wens was. Ik háát onverwacht bezoek. Voor mij is het een beetje zoals mosselen eten – het lijkt zo gezellig en ik heb het geprobeerd (vaak!), maar het is niets voor mij.
Tijdens mijn laatste relatie woonde ik samen in een klein dorp, waar inderdaad die achterdeurcultuur heerste. Het is mij een paar keer gebeurd dat ik een hartverzakking kreeg omdat ik uiterst geconcentreerd aan de keukentafel zat te tikken en er ineens iemand achter me stond. Het duurde even voordat ik mezelf de gewoonte had afgeleerd om ’s avonds in alleen een stringetje naar beneden te gaan. Na een halfjaar in dat dorp had ik voor een groot deel van de buurt geen geheimen meer.
Ik moet me er op mijn 50e bij neerleggen dat ik niet spontaan ben en ook niet al te gastvrij als ik mijn dag niet heb en dat dat ook nooit meer gaat veranderen. Als je naar mij toe wilt komen, moet je gewoon even appen.
Als ik de balans opmaak, is het niet de enige karaktertrek van mezelf die ik teleurstellend vind. Ik droomde ook altijd van lange tafels met tientallen vrienden en dan tafelen tot diep in de nacht met veel wijn en muziek en gelach. Helaas ben ik in werkelijkheid altijd degene die voor het dessert aftaait omdat mijn hond alleen thuis is en ik eigenlijk ook wel klaar ben met de dag. En als je iedereen bij elkaar optelt heb ik heus wel tientallen vrienden, maar die krijg ik alleen op mijn verjaardag bij elkaar. Ze zouden trouwens ook niet passen aan mijn achtpersoonstafel.
Gek eigenlijk dat ik die kotsende pubers wél trek. Hoewel, toen mijn zoon afgelopen zaterdagmiddag vroeg of hij die avond spontaan wéér zo’n gezellig samenzijn mocht organiseren, schoot ik in de vlekken en zei nee. Blijkbaar moet ik me op niet-volwassenen dus ook mentaal voorbereiden. Maar ik heb hem beloofd dat hij het volgend weekend mag doen. Schatje ben ik.
