Ik was 22 toen ik voor het eerst over de drempel van een cosmetische chirurgiekliniek stapte, om de binnenkant van mijn bovenbenen weg laten zuigen.
Dat klinkt misschien idioot voor een meisje van 22, maar hoe dun ik ook was, ze bleven tegen elkaar aan schuren.
Mijn moeder luistert sinds mensenheugenis al feesten en partijen op met de anekdote over hoe ze vroeger de beengaten van mijn rompertjes groter moest knippen omdat ze die worstenpootjes er niet doorheen geduwd kreeg.
Dit om maar aan te geven dat ik niet vies ben van een scalpeltje of spuitje. Ik heb niet zo veel met sierlijk verouderen. Lastig alleen dat ik ook weinig opheb met het alternatief: wangen à la de plaaggeest van Bassie en Adriaan en een bovenlip alsof je een hap uit een bijenkorf hebt genomen. En dat is toch wat je vaak ziet bij dames die de tand des tijd proberen tegen te houden, net als een hoofd dat de vorm van een aardbei krijgt door te enthousiast gefilde wangen.
Ik persoonlijk houd van subtiel. Het lastige is echter dat in mijn wereld niet heel veel dingen subtiel gaan. Of normaal. Dat levert wel weer goede anekdotes op voor op feesten en partijen; wat mijn moeder kan, kan ik ook.
Zo is er het verhaal van de eerste keer dat ik botox nam, zo’n tien jaar geleden. Blijkbaar zijn mijn voorhoofdspieren dusdanig zwak dat mijn voorhoofd instortte en mijn oogleden als gesmolten was over mijn oogkassen dropen. Het duurde maanden voordat ik weer mascara op kon doen zonder mijn hoofd in mijn nek te leggen en m’n oogleden omhoog te trekken.
Nog veel beter doet het verhaal over mijn plasma-soft-surgery behandeling van een paar jaar geleden het. Ik had me laten ronselen als model, wat ik wel vaker doe, want dan is het spotgoedkoop en met een beetje geluk tref je een arts die de behandeling al een keer eerder heeft uitgevoerd.
Bij plasma-soft-surgery wordt in de basis de huid weggebrand, waardoor de boel daaronder lekker strak trekt. Ik had me aangeboden voor mijn kalkoenennek, daar was een beetje strakte niet overbodig. Of ik niet ook mijn oogleden, kwijlgoten, rooklijntjes, kraaienpootjes, jukbeenderen en neuslippenplooi wilde doen, vroegen ze toen ik voor het oog van tientallen dokters op een behandeltafel op een podium lag. Meestal deden ze maar één zone tegelijk, fluisterde ze – wegens de ondraaglijke pijn én napijn, ontdekte ik later – maar ik lag er nu toch. Ik dacht slechts: ik onderga hier voor een paar tientjes een behandeling van duizenden euro’s, pak je gasbrander voor je je bedenkt.
Na de meest pijnlijke uren uit mijn leven zag ik eruit alsof ik tijdens het rolschaatsen met mijn gezicht op de keien was gevallen en nog 60 meter was meegesleurd door een auto.
Op de tast – mijn ogen zaten volledig dicht – liep ik iets later de klas van mijn zoon in, die in groep 7 zat en net die dag had uitgekozen om ziek opgehaald te willen worden. ‘Zijn moeder heeft een auto-ongeluk gehad’, ging als een fluistersneeuwbal door de klas.
Het uiteindelijke resultaat mocht er trouwens wezen, maar het was niet permanent. Dat is het waarschijnlijk nooit.
De meest recente anekdote betreft mijn ooglift van ruim twee jaar geleden. Laten we het erop houden dat die ingreep geen overbodige luxe was, maar dat ik er na afloop uitzag als een geschrokken middelbare gay theaterimpresario. En dat was wél permanent, als ik niet tot een creatieve oplossing was gekomen. Ter compensatie heb ik botox in mijn voorhoofd laten spuiten, waarop de boel weer in elkaar zakte. Sindsdien is in ieder geval mijn gezicht weer een beetje normaal. De rest werken we aan.
