Op mijn tiende kreeg ik, na maandenlang zeuren bij mijn ouders, eindelijk mijn felbegeerde huisdieren: twee dwerghamsters die ik – hoewel de dierenwinkel ons had bezworen dat het twee meisjes waren – Ot en Sien doopte.
Ik wilde de hamsters zo graag omdat mijn beste vriendinnetje destijds er ook eentje had gehad, een koddig diertje dat in je nek kroop als je ‘m op schoot zette en met zijn twee kleine handjes smakkend een maiskorrel oppeuzelde als je hem die gaf.
De eerste tegenvaller: Ot en Sien bleken helemaal niet zo dol op knuffelen als de hamster van mijn beste vriendin. Vooral Sien ontpopte zich tot een nogal agressief diertje dat al naar mijn handen beet als ik het waagde hun water te verversen of nieuw voer in het bakje te strooien.
Ook had ik er als tienjarige niet echt bij stilgestaan dat hamsters eigenlijk nachtdieren zijn en mijn nieuwe vrienden dus vooral tot leven kwamen wanneer ik lag te slapen. Dat slapen bleek best lastig te gaan, met twee kamergenoten die de halve nacht keihard rondjes in hun rad renden. Het rad uit de kooi halen vond ik zielig, dus sliep ik vanaf dat moment met een kussen over mijn hoofd.
Toen de zomervakantie aanbrak, vroegen we de buren een paar weken voor Ot en Sien te zorgen. Ze mochten niet mee kamperen in Frankrijk van mijn ouders, wat ik stom vond. Al begreep ik ook wel dat met z’n allen slapen in een tent terwijl twee hamsters een feestje bouwen niet echt een ideale situatie zou opleveren.
Maar ik miste ze wel, dus zodra we na twee weken weer voor ons huis parkeerden, rende ik direct naar mijn slaapkamer om te kijken hoe het met Ot en Sien was gegaan. Die bleken in mijn afwezigheid behoorlijk druk te zijn geweest. Met elkaar, want in plaats van twee, had ik plotseling tien hamsters. Er waren acht babyhamstertjes bij gekomen, ieniemienie diertjes met nog amper haar op hun piepkleine lijfjes.
Dat de dierenwinkel mij twee meisjeshamsters had verkocht, was dus een leugen. In principe waren mijn namen dan weer heel goed gekozen, alleen bleek Ot het vrouwtje te zijn en Sien het mannetje – besefte ik toen de krioelende babymassa zich aan Ots lijfje vasthechtte.
Sien was ondertussen duidelijk ontdaan van alle drukte in de kooi. Ik vroeg de dierenwinkel om advies: moesten we ze misschien uit elkaar halen? Zij raadden aan de zaak nog even aan te zien. Iedereen moest natuurlijk wennen aan de nieuwe situatie.
Een dag later was Ot plotseling verdwenen. Eerst snapte ik dat niet, want ik wist zeker dat de kooi niet open was geweest. Maar terwijl Sien agressief door de spijlen naar me hapte, snapte ik ineens wat er was gebeurd. Ot was opgegeten. Door Sien. De babyhamsters, wiens melkvoorziening daarmee ook was verdwenen, stierven dezelfde dag.
Hoewel ik eigenlijk vond dat ik het Sien niet kwalijk kon nemen, die was ook maar een hamster, bleek het uiteindelijk onmogelijk hem te houden. Het beestje werd steeds agressiever. Zelfs om het stro in zijn kooi te verschonen moest ik dikke skihandschoenen aandoen om te voorkomen dat ik helemaal kapot werd gebeten. Dus bracht ik Sien uiteindelijk maar terug naar de dierenwinkel. Huilend, dat wel.
Ik moest aan Ot en Sien denken dankzij de Albert Heijn-kerstcommercial van dit jaar. Die gaat ook over hamsters en is hartstikke romantisch, want in de reclame worden de twee harige hoofdrolspelers dolverliefd op elkaar. Ik vermoed zomaar dat er overal in Nederland nu kinderen zijn die hun ouders de oren van de kop zeuren om een eigen koppeltje hamsters.
Mijn advies: doe het niet. Hamsters zijn zelden geschikt om samengehouden te worden, de kans dat ze lang & gelukkig verder leven, is ongeveer nul procent. Maar ja, dat zeggen ze er natuurlijk niet bij in de reclame.
