Jarenlang heb ik getolkt voor politie, justitie, instanties, noem het maar op. Ik heb in die jaren verhalen gehoord die me niet meer loslieten, mensen ontmoet aan wie ik sporadisch terugdenk en me afvraag hoe het nu met hen zou zijn en uitspraken vertaald die me bij zijn gebleven.
Vaak liep ik na een tolkopdracht met zwaar gemoed naar de auto, maar ook opgelucht, dat mijn leven er anders uitzag.
Een van de zinnen die me altijd is bijgebleven, was van een hulpverlener die een vrouw bijstond die haar gewelddadige man was ontvlucht. “Je bent niet in de wieg gelegd om ongelukkig te zijn”, zei hij tegen haar. Daar denk ik regelmatig aan terug. Gisteren weer toen ik de nachtmerrie-achtige beelden zag van verkoolde lichamen en uiteen gerukte baby’s in Gaza.
We gaan maand acht in van de gruwelijke oorlog in Gaza. Acht maanden waarin geen Palestijn veilig is, geen morgen zeker, geen toekomst gegarandeerd. Acht maanden van misselijkmakende beelden, van onwaarschijnlijk leed; moeders die om hun kinderen treuren, peuters in verwoeste wijken zonder ouders, vaders die met hun handen brokken steen proberen weg te halen in de hoop op leven.
Er staat niks meer overeind in Gaza, geen ziekenhuis, geen universiteit of bibliotheek. Alles is vernietigd. We zien hoe mensen dagelijks worden afgeslacht en nog doen onze regeringen niets. Mensen die hier bij ons de straat opgaan, krijgen met de politieknuppel en worden gecriminaliseerd.
Wat moet je nog doen als de politiek weigert in te grijpen? Hoe sta je als individu op tegen zoveel onrecht, tegen een land dat alle internationale verdragen overtreedt en niet van plan is te stoppen?
Terwijl ik gisteren de berichten las over de ellende in Rafah, stuurde ik een bericht naar een kennis in Soedan waar het geweld ook is opgelaaid en dat veel minder aandacht krijgt. Of het nog goed gaat met hem, of hij en zijn familie veilig zijn. Dat was gelukkig zo.
Wat er in Palestina gebeurt, Soedan en andere plekken op de wereld, is het resultaat van machtslust en ontmenselijking. Mensen zien het leed en halen hun schouders erover op, alsof de pijn en het verlies van de ander, van de Palestijnen minder erg zijn, alsof ze het verdiend hebben, ze minder mens zijn.
Ik las over een moeder die haar zes kinderen een knuffel had gegeven en in de tent had achtergelaten om eten voor hen te maken. Toen ze terugkwam, waren haar zes kinderen in as veranderd. En dan zijn er nog types die dit goedpraten; als je dat doet, ben je deel van het probleem en een heel groot gevaar.
Ik zag beelden van Palestijnse kinderen voor de aanslag; het haar in de war, guitige oogjes, vrolijke glimlach. Hoopvol ondanks de situatie, vol onschuld. Baby’s, die nog maar net het levenslicht hadden gezien en hun ouders met het grootste geluk hadden vervuld. Uit het leven gerukt, nu al.
Ook de Palestijnen zijn niet geboren, niet in de wieg gelegd om ongelukkig te zijn. Niemand is dat. Dit moet stoppen.
