Vanmorgen voelde ik me zo vermoeid dat ik ter aarde wilde storten. Hup, onder een fluffy dekbed kruipen met m’n e-reader en er minstens 24 uur niet uitkomen. Even geen verplichtingen, nul contact met de buitenwereld. Allicht, uit bittere noodzaak, met een Uber Eats driver.
Ging niet. Had afspraken. Moest mensen zien en dingen doen. Bovendien, wanneer ik mijn nest verlaat, duik ik er gedurende de dag niet meer in. Ténzij ik ziek ben.
Ondanks dat ik drie weken geleden nog hevige keelpijn had, dacht ik vanmorgen: had ik maar weer even griep, dan kon ik gewoon in bed gaan liggen. Gek genoeg, wilde ik ziek zijn. Dat is namelijk een van de weinige momenten waarop mijn leven écht even op pauze staat.
Niet dat ik het zo zwaar heb, ik ben gewoon wat vermoeid. Ben een slechte slaper, heb tig allergieën en ontspannen is nooit één van mijn sterkste kanten gebleken. Al zou ik dat laatste vaker willen, er is altijd wat te doen. Dus nu loop ik weer eens rond met dikke ogen en een hoofd vol watten, dromend van mijn bed.
Kijk, er zijn twee situaties waarin mensen even niet zoveel hoeven. Eén: het ervaren van een kater, zo schreef filosoof en journalist Doortje Smithuijsen niet lang geleden in Trouw. Het andere scenario is de griep hebben, zo concludeer ik zelf, in deze column.
Ben het met Doortje en mezelf eens. In beide situaties functioneer ik lichamelijk niet optimaal, dus word ik sneller geëxcuseerd van werk, nadenken en klaarstaan. Uitbrakken, uitzieken zijn voor mij de perfecte excusable pauzemomenten.
Eigenlijk heel onhandig hoor, dat ambities en to-do’s vaak voorrang krijgen. Even een griepje hebben voelt voor mij als een soort vakantie, terwijl mijn lichaam eigenlijk aan intensive care toe is.
Natuurlijk doe ik wel aan ‘ontspanning’. Zo kan ook ik tien afleveringen van Seinfeld kijken zonder ook maar één keer van de bank te komen, of lig ik wel drie keer per week dubbelgevouwen mijn stress weg te ademen tijdens yoga. Daarnaast sport ik regelmatig, doe ik leuke dingen met vrienden, lees ik boeken enzovoorts. De criteria van tot rust komen ken ik heus, maar echt helemaal in het moment zijn en relaxen gebeurt zelden. Er is tóch altijd weer een klus te klaren die om mijn aandacht schreeuwt. In de uitzonderlijke gevallen dat ik geen to-do(‘s) heb, zijn er wel een miljoen gedachten die door mijn hoofd flitsen.
Er is trouwens één plek waar ik al mijn gedachten helemaal on hold kan zetten en mijn verantwoordelijkheden ver weg zijn. Het is geen tropische internationale bestemming, ook niet mijn slaapkamer. Het is de nagelsalon hier om de hoek. Anderhalf uur staar ik voor me uit terwijl de nagelstyliste met een zachte kwast over mijn acrylnagels strookt. Telkens weer. Haar elektrische vijl klinkt als een slaapliedje en ik betrap mezelf er regelmatig op dat ik daar mijn best moet doen om wakker te blijven.
Misschien komt het omdat ik dan eens niet op mijn telefoon kan scrollen, misschien omdat ik daar niets anders kan dan zijn. Weet je, ik hoef geen griepje meer. Ik ga voortaan gewoon naar de nagelsalon.
