Interview

‘Ik heb ook weleens een vrouw naar huis gestuurd die een week later alsnog overleed’

Zolang de gezondheidszorg wordt gedomineerd door mannen, is het vrouwenlijf ondergeschikt. Dat leidt tot ronduit gevaarlijke situaties. Waanzin, vindt gepensioneerd cardiologe en emeritus hoogleraar Angela Maas (69).

ALS CARDIOLOGE WEET ANGELA MAAS ALS GEEN ANDER HOE HET HART WERKT. Maar dat het zich niet laat sturen, ondervond ze pas na het overlijden van haar echtgenoot. Ze dacht dat de deuren naar haar hart daarna gesloten zouden blijven, maar na twee jaar begon het toch weer te kriebelen. Ze schakelde een relatiebemiddelingsbureau in en ontmoette een nieuwe liefde, die nota bene een straat bij haar vandaan bleek te wonen. Ze is net terug van een vakantie met hem, vertelt ze stralend boven een kop thee.
Maar het hart van de emeritus-hoogleraar Cardiologie voor Vrouwen klopt niet alleen voor de liefde. Al jaren zet ze zich in voor meer gelijkheid in de gezondheidszorg. Zoals op de achterflap van haar boek De gezondheidskloof, dat ze schreef met journaliste Els Quaegebeur, valt te lezen: ‘Vrouwen zijn géén kleine mannen.’

Hoe staat het ervoor met die strijd?
“Het huidige politieke klimaat vergroot de gezondheidskloof juist. In Amerika wordt vrouwengezondheid simpelweg geschrapt: abortus wordt op steeds meer plekken verboden, subsidie aan vrouwenorganisaties wordt ingetrokken en bepaalde medische informatie is onvindbaar gemaakt. Hier zie je eenzelfde tendens bij de huidige regering. Minister Klever van Ontwikkelingssamenwerking wil bijvoorbeeld stoppen met subsidies voor projecten op het gebied van vrouwenrechten.
In theorie is iedereen het erover eens dat vrouwen en mannen gelijkwaardig zijn, maar in de praktijk vergt het nog steeds extra moeite om vrouwen een gelijke positie in de gezondheidszorg te geven. In mijn vak betekent dat bijvoorbeeld dat de diagnostiek bij vrouwen anders moet zijn. Je moet vragen naar zwangerschappen, de eerste menstruatie, migraine in de puberteit, de leeftijd waarop de overgang begon. Cruciale vragen voor een cardioloog, maar ze ontbreken nog altijd in de geneeskundeopleiding. Je kunt er alleen facultatieve modules over volgen.
Nu subsidies worden teruggeschroefd, staan dit soort broodnodige ontwikkelingen onder druk. We gaan terug in de tijd, ook bij een onderwerp als abortus. In het parlement klinkt nu de roep dat vrouwen hun reden voor een abortus moeten opgeven. Hoezo? Wie heeft daar wat mee te maken?
Rechts-conservatisme neemt een enorme vlucht. En mannen zitten nog steeds vaker aan de knoppen dan vrouwen, waardoor ze ons het zwijgen kunnen opleggen. Ik heb niks tegen mannen, maar we moeten samen werken aan een samenleving die voor iedereen goed is ingericht. Nu groeien we uit elkaar.”

Zie je dat ook terug op de werkvloer?
“Ja. Veel vakbroeders zeggen nog steeds: ‘Ik geloof niet zo in die man-vrouwverschillen.’ Als je dat beweert, heb je je vak de afgelopen decennia niet bijgehouden. Dit gaat niet over religie, dit is voortschrijdend wetenschappelijk inzicht. Maar mannen bekleden nog steeds de machtsposities, zijn verantwoordelijk voor de beslissingen over beleid en financiën. Neem bijvoorbeeld het percentage vrouwelijke hoogleraren binnen de cardiologie, dat is nog geen 8 procent. En wat je vaak ziet in een door mannen gedomineerd vakgebied, is dat vrouwen dat mannelijke gedrag overnemen. Kijk naar Marjolein Faber, die gedraagt zich mannelijker dan menig mannelijk politicus. Sommige vrouwen gaan overdrijven, omdat ze niet bij de groep vrouwen willen horen waarop wordt neergekeken. Zij stellen zich stoerder op en hebben een afkeur voor zogenaamde vrouwenzaken. Dat zie je ook in de gezondheidszorg: daar staan vrouwen aan het roer die niks hebben met vrouwengezondheid. Die zeggen: ‘Joh, dat gezeur en geklaag.’ We noemen dat low identifying women. Ze willen niet bij de ‘slappelingen en huilebalken’ horen.
Eerlijk gezegd was ik vroeger geen haar beter. Ik deed mijn opleiding in de jaren tachtig en in die tijd mocht er in het Sint Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein eens in de vier jaar één vrouw deelnemen aan de opleiding. Op een gegeven moment mocht ik dat zijn. Dan ga je je natuurlijk niet als een huilebalk gedragen. Nee, je bent stoerder dan wie dan ook. Ik heb ook vrouwelijke patiënten naar huis gestuurd met de mededeling: ‘Het is je hart niet, misschien zit het tussen je oren.’ Het is mij overkomen dat zo’n vrouw een week later met de ambulance terugkwam en overleed.”
Wat deed dat met jou?
“Dat was een schok. In 1991 had ik een patiënte die boos op me werd. ‘Waarom zegt u niet gewoon dat u het niet weet’, zei ze. En ze had gelijk. Daarna dacht ik: het kan toch niet zo zijn dat ik mijn hele loopbaan kletsverhalen tegen vrouwen moet ophangen omdat ik ze niet begrijp? Dus ben ik me erin gaan verdiepen. Dat viel samen met de eerste publicaties over de verschillen tussen het mannen- en vrouwenlichaam. In 1997 werd ik de landelijke coördinator van een grote vrouwenstudie in 26 landen. Dat leverde me een enorm internationaal netwerk op van collega’s die me hielpen verder te kijken. Maar in Nederland bleef ik een pionier en het lot van een pionier is dat die de klappen krijgt. Het is als een soldaat aan het front: wie vooroploopt, krijgt de volle laag. Daar heb ik me over beklaagd, daar ben ik boos over geweest, maar het verhardde me ook. Als jonge dokters huilend aan mijn bureau stonden en vroegen: ‘Hoe houdt u het toch vol in deze harde wereld?’, dacht ik: zit niet te janken, ga gewoon aan het werk. Tot iemand tegen me zei: ‘Jij hebt een coach nodig, anders loop je vast.’ Die coach heeft me geholpen om de harde schil rond mijn kern af te pellen. Dat was een heel karwei. Want je trekt een pantser aan om jezelf te beschermen tegen denigrerende opmerkingen, het gelach om vrouwen en het niet serieus genomen worden. Ik nam het op voor die vrouwen, maar omdat dat niet werd gewaardeerd, bouwde ik een muur om me heen.”
Om te overleven sluit je je hart, om maar bij je vakgebied te blijven.
“Ja. Ik vormde een schil van gewapend beton rond mijn ziel om niet gekwetst te worden. Daarmee deed ik mezelf tekort, maar ook mijn naasten, misschien zelfs mijn kinderen. Ik zei altijd: kom op, doorgaan. Want dat deed ik ook.”

TRENDING