
Ons kroost wordt steeds dikker en daar moet gauw iets aan gebeuren, waarschuwen deskundigen. Een schone taak voor de politiek, maar zeker ook voor ons.
BEGIN OKTOBER VORIG JAAR LUIDDEN Nederlandse kinderartsen de noodklok: we stevenen af op een pandemie van kinderen met obesitas of een ongezond gewicht. De reden: ze zien te veel basisschoolleerlingen met suikerziekte, tieners die 140 kilo wegen en volledig aan bed gekluisterd zijn, jongens en meisjes die vanwege hun gewicht niet meer kunnen fietsen en alleen nog maar op fatbikes rondrijden. Wereldwijd heeft een op de vijf kinderen overgewicht of obesitas, dat zijn er 500 miljoen in totaal. In Nederland zijn dat vijfhonderdduizend kinderen, al is dat cijfer afkomstig uit 2010, de laatste wetenschappelijke monitor waarin kinderen gewogen en gemeten werden. De verwachting is daarom dat het aantal groeiende is, vooral van jongens en meisjes met ernstig overgewicht.
Anita Vreugdenhil is kinderarts, gezondheidswetenschapper en universitair hoofddocent in het Maastricht UMC+. Ze richtte in 2010 COACH op: Centre for Overweight Adolescent and Children’s Healthcare. Een expertisecentrum voor kinderen met overgewicht en obesitas binnen de muren van het UMC+. Van daaruit ontstond Your Coach Next Door (YCND), een leefstijlinterventie die landelijk wordt uitgerold. Ze is nog pessimistischer dan haar collega’s. Volgens haar zítten we al midden in de pandemie, maar is nog niet iedereen – politiek, ouders, betrokken zorgverzekeraars en politiek – daarvan doordrongen. “In mijn geboortejaar, 1971, was vier procent van de kinderen te zwaar. Denk aan één of twee leerlingen op een hele school. Nu zitten we tegen de 18 procent, dat zijn er twee per klas.”
Het COACH-centrum startte Vreugdenhil omdat er destijds, op wat advies over voeding en bewegen na, helemaal geen programma’s waren voor zwaarlijvige kinderen. “Kinderen werden gewogen en naar een diëtist of fysiotherapeut gestuurd, met een preek om gezonder te eten en meer te gaan bewegen.”
Haar missie is om overgewicht aan te pakken met leefstijlinterventie en, als het even kan, zonder te medicaliseren. “Met het centrum zijn we nu veertien jaar bezig, jaren waarin ik meer dan duizend kinderen met overgewicht en obesitas op onze polikliniek ontving, allemaal naar ons doorverwezen door jeugdverpleegkundigen en artsen.”
BUGGY, BOLDERKAR EN BAKFIETS
Vreugdenhil ziet diverse, complexe oorzaken voor het overgewicht bij onze jeugd. “Van ultrabewerkte, ongezonde voeding, de commercie die nooit reclame maakt voor bloemkool of appels, armoede, gebrek aan beweging en fastfoodketens in de buurt van scholen, tot de veranderende maatschappij – inmiddels een jungle vol verleidingen.”
Onderzoeksplatform Pointer van KRO-NCRV onderzocht in 2022 de omgeving rondom middelbare scholen. Dat leidde tot de ontdekking dat pubers vaak maar twee keer hoeven struikelen om aan een vette hap te komen. Het scala aan fastfoodtenten en supermarkten waar tieners tijdens hun pauzes terechtkunnen, is in tien jaar tijd met dertig procent toegenomen. Bij achterstandsscholen is dat aantal zelfs bijna verdubbeld. Blijkbaar stuurt het aanbod hierbij de vraag. Als er veel verleiding is van ongezond eten, wordt er ook veel ongezond gegeten.
De verleiding is er sowieso de hele dag door, weet ik als moeder van een kind aan het andere spectrum. Mijn zoon is zijn leven lang ‘te licht bevonden’. In zijn vroegste jeugd moest ik diverse keren op het consultatiebureau komen om hem extra te laten wegen. Blijkbaar voldeed hij niet aan de norm. Wellicht ook door zijn beweegpatroon, want hij sportte al vanaf zijn vierde. Maar, belangrijker: mijn zoon heeft een natuurlijke voorkeur voor groenvoer en een aversie tegen snoep, koek en chocolade – van wie hij het heeft, is mij een raadsel. Omdat hij vaak geen zin had in zo’n zoete hap, daardoor op school en sportclub soms buiten de boot viel en daar thuis over vertelde, merkte ik pas hoevéél zooi een kind krijgt toegestopt op een dag. Zooi waar jij als ouder amper vat op hebt. Denk aan schooltraktaties, die ondanks voorschriften toch vaak uit snoep- of chipszakjes bestaan. Het koekje bij de bakker, de lolly bij de kapper, het pepermuntje van de buurvrouw, de gevulde koek na zwemles, de AA na voetbaltraining, oma’s cake en de snaaila bij de playdate. Op de havo van mijn zoon trakteert zijn mentor haar leerlingen zelfs op chocola bij een goed cijfer voor wiskunde. Een kind dat hier ‘nee’ tegen zegt, is een uitzondering.
Die overvloed signaleert ook Marina van der Wal, psycholoog, puberexpert en pedagoog. Zo’n vijftig jaar terug zag onze samenleving er totaal anders uit, net als het beweeg- en voedingspatroon van kinderen: “Kleintjes werden niet rondgereden in buggy’s, bolderkarren en bakfietsen, maar klauterden rond. De jeugd speelde buiten en niet achter de PlayStation. ‘Iets lekkers’ was de traktatie voor woensdagmiddag, chips en limonade voor zaterdagavond – als het hele gezin frisgewassen voor de tv zat. Als ik nu in mijn praktijk zeg dat mijn zoons thuis alleen water kregen en nooit cola, krijg ik rare reacties. ‘Ik geef alleen water aan mijn hond’, schamperde een vader laatst. Toen zei ik: ‘Dan zorgt u beter voor uw hond dan voor uw kind.’”
PROBEER DE
EERSTE MAAND GRATIS
- Exclusief voor LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar