Column

‘Ik was niet zo moedig als puber. Ik scheet in mijn broek’

doorKluun

Kluun (60) is schrijver en puberexpert. Hij is getrouwd en heeft samen met zijn vrouw vijf kinderen.

Als puber had ik een vriendinnetje, Hanny. En met uitzondering van de eerste weken dat we wat met elkaar hadden, bad ik regelmatig tot Onze-Lieve-Heer dat Hanny plotsklaps zou oplossen in het grote niets. Gewoon weg, foetsie, pleite, of zoals we het in Tilburg zo eloquent pleegden uit te drukken: houdoe en bedankt, olé olé. Dood hoefde niet per se – al had ik daar, als ik heel eerlijk ben, wel mee kunnen leven. Maar een emigratie of vermissing zou prima zijn geweest. Zolang ze maar niet te veel pijn zou hebben en ik van haar af was. Maar Onze-Lieve-Heer gaf niet thuis. Hanny bleef. Wat ik ook probeerde. Ik liet eens een heel weekend niks van me horen. Dat was verrassend eenvoudig, in een tijd zonder smartphones en social media. Mijn ouders werkten maar al te graag mee (‘Onze Raaimon? Nee meske, we hebbe gin idee waor-tieuithangt’). Ook zij hadden niet reuzeveel op met Hanny.
Op maandagochtend zagen we elkaar weer op school. Terwijl ik er stilletjes op had gerekend dat zij me nu woedend zou dumpen, maakte ze me met veel drama duidelijk dat ik niet zo makkelijk van haar af zou komen. De relatie werd er niet gezelliger op. Waarom ik er niet zelf een eind aan maakte? Omdat ik een lafbek was. Om een relatie op een respectvolle manier te beëindigen heb je moed nodig, ontdekte ik in de loop van mijn liefdesleven. Ik was niet zo moedig, als puber. Ik scheet in mijn broek.

Bang voor Hanny’s toorn, haar woedeaanvallen. Bang dat ze zichzelf wat aan zou doen. Mocht ik de euvele moed hebben om het uit te maken, zo beloofde ze me, dan zou ze diezelfde middag nog van de flat op de Hart van Brabantlaan springen. Hanny en ik brachten het slechtste in elkaar naar boven. Onze relatie was een aaneenschakeling van ruzies, jaloezie en irritaties. Een schoolvoorbeeld van een toxische relatie. Maar toxische relaties kunnen verslavend zijn, zeker voor een puber. We projecteerden al onze frustraties, onzekerheden en angsten op elkaar. Zelfs met mijn beperkte puberale vermogen tot zelfreflectie besefte ik dat ik verslaafd was. Aan de negatieve energie, aan het drama, aan Hanny. De hele middelbareschooltijd zaten we aan elkaar vast.
Twintig jaar later, toen ik vader werd, ontdekte ik: kinderen vragen vaak aandacht door negatief gedrag. Of ze nu baby, peuter of puber zijn: het is hun onbeholpen manier van vragen: ‘Ben je er voor mij?’ Anders dan ik, hebben mijn kinderen en stiefkinderen geen van allen een serieuze relatie gehad in hun pubertijd. In plaats daarvan gebruiken ze mij en mijn vrouw soms als boksbal. Niet altijd leuk, maar beter je ouders daarvoor te gebruiken dan een eerste liefdespartner.

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN