Column

Johan Fretz: ‘de ADHD-sticker komt wel erg goed uit voor mensen die altijd te laat komen en dingen vergeten’

ER ZIJN MENSEN, HET ZIJN ER BEST VEEL, die met lichte spot roepen dat ADHD de laatste tijd wel erg in de mode is. Dat iedereen tegenwoordig maar op alles een label moet plakken en dat de ADHD-sticker wel erg goed uitkomt voor mensen (lees: mannen) die altijd te laat komen, dingen vergeten, chaotisch zijn en impulsief. En die het leeuwendeel van de zorgtaken over­laten aan hun vrouw. De mensen die dat zonder enig voorbehoud zeggen en geloven, hebben zelf in elk geval géén ADHD, anders wisten ze wel beter. Maar wat ik wel begrijp, door vallen en opstaan, is hoe moeilijk het voor je geliefde is te begrijpen hoe het in je hoofd werkt.
Soms vraag ik me af waarom ik er zo laat achter ben gekomen. Dik in de dertig, pas na de geboorte van mijn tweede kind. Ik ben niet de enige, de late ADHD-diagnose is in mijn omgeving inderdaad een soort … hype. Maar niet omdat het een pose is en ook niet omdat ADHD besmettelijk is. Het komt door het beroep dat ik koos. Sinds ik de diagnose heb, valt het me ook op hoeveel schrijvers en andere creatieven deze neurodivergentie met mij delen. Dat we er zo laat achter komen, blijkt zo vreemd nog niet.

Elk kind heeft zijn eigenaardigheden, maar om dat af te kaderen, is het nog veel te vroeg. En zeker als een kind op school goed kan leren en z’n eigen manier heeft gevonden om, ondanks de chaotische bedrading van z’n brein, goede cijfers te halen is er ook geen enkel reden tot een diagnose. En word je daarna schrijver, zanger, acteur, muzikant of filmmaker, dan heet ADHD ‘talent en doorzettingsvermogen’. Dat explosieve brein is, als het eenmaal op drift komt, tenslotte niet te stoppen.

De chaos en lethargie nestelen zich op de vluchtstroken van een jong leven waarin elke dag 24 uur telt en je na een hoge piek immer kunt bijslapen in je eigen uitwaai-uren. De bezetenheid om een hoofdstuk of lied of scène twintig stappen beter te maken, wordt gevierd als ‘ambitie’. Niet als het najagen van dopamine, omdat het brein van dat stofje zelf te weinig aanmaakt. Nee, de problemen komen daarna pas. Als je kinderen krijgt. Want dan wordt het onontkoombaar: dan beginnen de echte tropen­jaren. Het is voor iedere ouder pittig, maar al helemaal als je slecht in staat bent om verschillende prikkels te filteren, een belabberd gevoel hebt voor tijd, overzicht, prioritering. En je brein ook nog eens te weinig stofjes maakt die je in beweging zetten, of die je juist aansporen om een bezigheid af te ronden waar je diep in verzonken bent. Omdat je de trein moet halen.
Dat hou je niet vol. De afgelopen twee jaar heb ik vooral mezelf vervloekt. Alsof de manier waarop mijn hoofd werkt – iets dat me in het leven zo ver had gebracht – nu plots alleen nog maar een molensteen was om mijn nek.

De laatste tijd voelt het anders: ik ben stiekem best trots op mezelf. Ik zie contouren van houvast, een nieuw evenwicht. Nu mijn zoon vier is, mijn dochter twee, de gebroken nachten steeds ­zeldzamer zijn, de kilo’s er eindelijk weer afvliegen en ik steeds vaker het overzicht kan bewaken, betrap ik mezelf op een overtuiging die ik een tijd kwijt was: het komt allemaal wel goed.

TRENDING