Wanneer zal mijn zoon voor het eerst de boodschap oppikken dat je wat zacht is beter hard kunt maken en wat kwetsbaar is een pantser verdient?
De eerste keer dat ik doorkreeg hoe gevoelig hij was, weet ik niet precies meer. Een opgroeiend kind openbaart zich nu eenmaal aan zijn ouders, zoals een bloem uit de knop breekt: pontificaal en onopvallend tegelijk, omdat het spektakel zich in zulke kleine stapjes voltrekt is het onmogelijk om het bewust waar te nemen, juist als je er met je neus bovenop zit.
Misschien was het dat moment dat zijn vader en ik zaten te kibbelen aan de keukentafel en hij, krap drie jaar oud, met een gepijnigd gezicht naar ons toe gehobbeld kwam. Om eerst mij en toen zijn vader een knuffel te geven en vervolgens onze handen naar elkaar toe te brengen. Alsof hij de Dalai Lama zelf was en hij het onheil van onze onenigheid met zijn aanraking kon bezweren.
Misschien was het dat moment waarop hij, net vijf, voor het eerst volschoot toen we het tijdens het avondeten hadden over ‘wat hij later wilde worden’ en hij eerst nog sportief ‘brandweerpolitie’ opperde en daarna met ogen glanzend van tranen zei dat hij helemaal niet na wilde denken over later, omdat hij in het hier en nu zo gelukkig was.
Misschien was het dat moment dat wij zijn onverstoorbare zusje even naar de gang hadden gestuurd omdat ze met eten gooide en hij smeekte en jammerde van diep doorvoeld medelijden. Alsof we zijn zus zojuist naar een Siberisch strafkamp hadden afgevoerd en ze niet gewoon met een snoet vol puree achter de deur gekke bekken stond te trekken.

Misschien was het die keer dat we Frozen keken en diezelfde onverstoorbare zus met fonkelende ogen zat te genieten van de jurken, de liedjes en al het wervelende sneeuwgeweld, maar hij van ellende af en toe achter de bank moest gaan zitten, omdat hij zich zo’n zorgen maakte over Anna’s eenzaamheid en Elsa die met al haar woede alleen in die koude toren zat.
Misschien was het die keer dat hij met Playmobil zat te spelen, terwijl er tussen mij en zijn vader een irritatie ontstond. Dat hij opkeek van zijn spel en zei: “Als jullie nou gewoon zeggen dat je elkaar begrijpt, dan is het eigenlijk al opgelost.” Alsof hij geen jongetje van zes was, maar een relatietherapeut van middelbare leeftijd.
Misschien was het die keer dat hij me vroeg om Jolene van Dolly Parton te zingen als slaapliedje en hij vroeg waar het over ging. Dat ik zei dat het ging over een meisje dat bang was dat iemand haar vriendje af zou pakken. Dat hij vroeg of dat in de wereld al eens was gebeurd. Dat ik twijfelde over wat ik terug moest zeggen, maar hij zelf al antwoordde: “Nee natuurlijk. Dat zou niemand ooit doen.”
Misschien waren het al die keren dat hij me aankeek met die open blik en die klaterblauwe ogen en dat gezicht waarop je alles kunt aflezen en ik een steek in mijn hart voelde bij het zien van zoveel onverschrokken kwetsbaarheid.
Wanneer zal mijn zoon voor het eerst de boodschap oppikken dat je wat zacht is beter hard kunt maken en wat kwetsbaar is een pantser verdient?
Ze zeggen weleens dat de wereld er beter uit zou zien als vrouwen het meer voor het zeggen hadden. Omdat ze van nature zorgzamer en empathischer zijn. Meer ingetuned op de gevoelens van anderen.
Ze zeggen weleens dat mannen nu eenmaal harder zijn. En van nature minder kunnen met emoties en zo.
Ze zeggen dat de één van nature nu eenmaal zus is, en de ander van nature zo. Sommige mensen vinden dat dit allemaal wel wat vaker mag worden gezegd.
Ondertussen kijk ik naar mijn zoon. Die stoer is en zacht. Die voetbalt en schildert. Die van Pokémon houdt en van knuffels. Bang is en dapper. Vecht en troost. Doet en voelt. Die ‘bro’ zegt, ‘gast’ en ‘boeien’. Maar ook ‘gaat het’ en ‘kom maar’ en ‘ik hou zoveel van jou’.
Sommige mensen vinden dat jongens tegenwoordig te zacht worden gemaakt.
Ik hoop dat mijn zoon nooit hard hoeft te worden.
Dit artikel verscheen eerder op LINDA.premium, de nieuwste column van Floor lees je hier.
