Ondanks haar fijne jeugd, waren de eerste achttien jaar van het leven van Vroon Bouter (18) verre van makkelijk. Mentaal heeft ze het zwaar en dat praten over depressie nog steeds een taboe is, maakt het niet beter.
We spraken de jonge auteur, die het boek Humeurkanker schreef, over de ‘spoken in haar hoofd’.
Trigger warning: depressie en suïcidale handelingen
Pfeiffer
“Mijn jeugd verliep eigenlijk heel voorspoedig. Wel had ik andere interesses dan mijn leeftijdsgenoten, want ik zat liever op school te leren dan dat ik buiten speelde. Ik vond het lastig om mezelf te vermaken.” In groep acht komt Vroon met vermoeidheidsklachten veel thuis te zitten. Ze blijkt de ziekte van Pfeiffer te hebben.
“De pfeiffer was op een gegeven moment over, maar ik bleef moe. Ik werd vermoeider wakker dan ik ging slapen, maar dokters konden geen fysieke reden vinden waardoor ik me zo voelde.” Als een patiënt langer dan zes maanden last heeft van vermoeidheidsklachten, krijgt deze de diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom.
Nachtmerries
“Op mijn veertiende werd ik daarvoor opgenomen in een revalidatiecentrum om een traject van drie maanden te volgen. Daar woonde ik doordeweeks en had ik zoveel vrije tijd dat ik er langzaamaan achter kwam dat het mijn hoofd was dat me zo liet voelen. Ik had veel nachtmerries en wist dat mijn lichaam me iets probeerde te vertellen.”
De malende gedachten in haar hoofd worden steeds erger. “Ik deelde mijn kamer met een meisje en was daardoor pas écht alleen als ik mezelf in de badkamer opsloot. Met de deur op slot heb ik daar vaak uren op de vloer liggen huilen.” Haar gedachten opschrijven is in die tijd een fijne manier om ‘de spoken in haar hoofd’ een plekje te kunnen geven.
Pillen
Nadat ze ontslagen wordt uit het revalidatiecentrum gaat het verder bergafwaarts met Vroon. “Toen ben ik begonnen met het verzamelen van mijn medicatie. Telkens als er iets gebeurde waar ik me niet fijn bij voelde kon ik naar het groeiende stapeltje pillen kijken en vulde ik ‘m aan. Dat kon me iets brengen wat het leven me niet gaf.”
Op haar vijftiende, drie maanden na haar ontslag uit het revalidatiecentrum, neemt Vroon een overdosis pillen. “Toch had ik de pillen nooit gespaard om ze ook daadwerkelijk in te nemen. Ik verzamelde ze omdat ik dan in ieder geval nog die optie zou hebben; het gaf me rust. Toen ik ze innam was het niet mijn bedoeling om dood te gaan, maar om de gedachten in mijn hoofd stop te zetten. Dat ik wist dat ik kon komen te overlijden en tóch dat risico nam, laat wel zien hoe wanhopig ik was.”
Vroon slikt tijdens haar poging meer dan honderd pillen. “Het is een godswonder dat ik nog leef, want ik had ervoor gezorgd dat ik pas gevonden zou worden op het moment dat het te laat was om mijn maag leeg te pompen.”
Hulp
Na haar ontslag uit het ziekenhuis zoekt ze al snel hulp bij een ander instelling dan waar ze eerder hulp probeerde te krijgen. “In Nederland zijn er heel veel wachtlijsten, waardoor ik voor mijn overdosis niet direct ergens terecht kon. Maar als je aangeeft suïcidaal te zijn, ben je ineens meteen aan de beurt. Indirect word je daardoor als patiënt bijna gedwongen om eerst op dat punt te komen voordat je hulp krijgt.”
Inmiddels gaat het iets beter met Vroon. “De ene week beter dan de andere. Vooral de winters zijn de afgelopen jaren zwaar geweest, maar ik doe mijn best. Ik kamp nog steeds met automutilatie en dat soort dingen, maar ik probeer vooruit te blijven kijken.”
Humeurkanker
Dat doet ze onder meer door het schrijven van haar boek Humeurkanker. “Het voelt als een soort stok achter de deur die ervoor zorgt dat ik nooit meer zo diep zal zakken als toen ik mijn overdosis nam.” In het boek neemt Vroon haar lezers mee in de gedachtegang van jongeren die het mentaal zwaar hebben.
“Ik geef een kijkje in mijn hoofd. Maar ik deel niet alleen de struggles; ook mijn zoektocht naar geluk. Want ik wil niet alleen maar zware materie. Ik probeer ook hoop te bieden. Het moet niet te zwaar beladen zijn.”
De reden dat Vroon haar boek wilde schrijven, is omdat ze vond dat er zo weinig over haar mentale ziekte te vinden was. “Er was niet echt iets waar ik me mee kon identificeren, dus dacht ik: dan moet ik maar de eerste zijn. Het voelt alsof ik dat verplicht ben naar mensen om me heen en mijn jongere ik.”
Taboe doorbreken
Ook merkte ze dat het moeilijk was om erover te praten met anderen. “Na mijn ontslag uit het ziekenhuis wist ik meteen dat ik er geen geheim van ging maken. Daarom heb ik het op school openlijk verteld. Ik wil het er graag over hebben, maar zelfs dan vragen mensen er zelden naar. En dat terwijl ik juist expliciet benoem dat ik erover wil praten om het taboe te doorbreken.”
“Ik snap dat het geen aantrekkelijk onderwerp is om over te praten, maar het is heel lastig om erachter te komen hoe ik er wél aandacht voor zou kunnen krijgen. Daarom doe ik nu een goede poging met mijn boek zodat dat hopelijk tóch gaat lukken.”
Ben je benieuwd naar het boek Humeurkanker? Je bestelt ‘m hier. Kamp je met depressieve gedachten? Hier kun je terecht.