De populaire Netflix-realityserie Selling Sunset is net als een zak chips. Eenmaal begonnen kan je pas ophouden als de zak volledig leeg is. Of als er in dit geval wéér een seizoen opzit. Gelukkig is er een nieuwe guilty pleasure aan het genre toegevoegd: Selling The OC.
De originele reeks draait om de twee tweelingbroers Oppenheim die een zwaar high end makelaarskantoor in Los Angeles runnen. Maar ik vind ’t oprecht een behoorlijk knappe opgave dat ze überhaupt nog aan werken toe weten te komen.
Het duo wordt namelijk omringd door een groepje vrouwen dat voornamelijk teert op ambitie, afgunst en arrogantie. De botox vloeit rijkelijk. Haarstukken vliegen in het rond en het elkaar afkatten met of zonder acrylnagels is geen enkel probleem. Je begrijpt: absolute juice. Er zijn overigens ook misselijkmakend mooie en luxe villa’s in het spel, al vormen die vooral een fijne achtergrond voor de haat en nijd onderling.
Brett en Jason hebben ditmaal ietsje verderop een nieuw kantoor geopend, in Orange County om precies te zijn. The OC dus. Luxer dan luxe, groter dan groots. Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze het volledige personeelsbestand hebben getransporteerd vanuit Los Angeles, maar niets is minder waar.
Selling The OC bestaat uit een geheel nieuwe cast, maar ze lijken allemaal in dezelfde fabriek gemaakt te zijn. Plastic fantastic, stuk voor stuk met spray tan, hagelwitte neptanden en een oppervlakkigheid die eigenlijk niet te verdragen is. Maar je voelt ‘m al aankomen: ik vind het om te smullen. Om je vingers bij af te likken zo lekker zelfs.
En over lekker gesproken, in tegenstelling tot het moederschip heeft Selling The OC óók mannen aan boord. Even achterbaks en schaamteloos als de dames, maar wel een stuk aangenamer om naar te kijken tussen alle adembenemende bezichtigingen door.
Na acht afleveringen gekonkel heb ik er écht wel even mijn buik van vol, maar het is weer net als met die zak chips: uiteindelijk wil je altijd meer.
