Leon Verdonschot legt voor LINDA. om de week iemand het vuur aan de schenen. Deze keer is acteur Daniël Boissevain (54) aan de beurt. Deze week verschijnt zijn eerste boek Het Magische Kind, over zijn jeugd in kunstenaarsdorp en vrijplaats Ruigoord.
Het ultieme scheldwoord in Ruigoord was ‘burgerlijk’. Dat was het laatste dat je moest worden. Hoe lang heeft het geduurd voor je burgerlijkheid niet meer zag als het ergste dat een mens kan overkomen?
“De manier waarop ik nu leef, zou vroeger als behoorlijk burgerlijk worden bestempeld. In een begin van mijn eigen leven met huisje-boompje-beestje had ik ook het gevoel dat mijn vroegere wereld uit Ruigoord vond dat ik een ontzettend burgerlijke pik aan het worden was. En ik denk dat dat gevoel wel klopt. Maar wat is burgerlijk? Ik vond Ruigoord soms burgerlijk. Niet verder kijken dan je eigen bubbel: dát vond ik bekrompen, dus burgerlijk.”
Je beschrijft in je boek ook dat je werd gepest op school. ‘Wij waren voer voor de onzekerheden en ongemakken die bij de leerlingen en bij veel van de ouders speelden.’ Dat komt ook doordat je ‘eruitzag alsof het carnaval was’, ‘pofbroeken met oranje bloemen erop’ droeg, en ‘satijnen vestjes met Chinese draken op de rug geborduurd’. Heeft dat pesten doorgewerkt in je latere leven?
“Alleen onbewust. Ik heb er niet veel last van gehad, het is nooit naar binnen gekeerd. Maar ik denk wel dat ik me daardoor sneller buitengesloten voelde, of geen onderdeel van mijn omgeving. Maar daar kwam vrij snel een houding uit naar boven van: ‘Er is niets mis met mij, maar met jullie’.”
Op een dag, beschrijf je, kwam je in de klas (‘van juf Knol’) als punker. Met werkelijk alles erop en eraan: een shirt van de Sex Pistols, een scheur erin, een grote veiligheidsspeld, buttons, een hanenkam, een hondenriem om je nek én een anarchisme-teken op je wang getekend. Hoe kijk je terug op deze Punker Daniël, punker volgens het boekje?
“Ik denk dat de punker Daniël bij een écht punkconcert gillend was weggerend. Een zeven jaar oudere jongen in het dorp was punk, dús ik ook meteen. Maar ik zat totaal niet in een punkscene of zo. Ik denk dat het meer uiterlijk vertoon was dan een overtuigde visie op de wereld.“
Je ouders waren overtuigd vegetariër, dús ging jij vlees eten. Ook in de ultieme vrijheid van Ruigoord zetten kinderen zich af tegen hun ouders?
“Ja, dat klopt. Ik denk ook dat dat belangrijk is in een jeugd. Al kijk je er later op terug en denk je: ik weet niet wat ik toen in mijn hoofd had. Maar het is nuttig, zo’n periode waarin je je afzet, waar je het ergens niet mee eens bent, ergens tegenaan schopt en zegt: zo ga ik het later nóóit doen. Als je uit zo’n vrij gezin en zo’n vrije opvoeding komt als ik, kan dat niet met kleding of uiterlijk. Je kunt er bijlopen zoals je wilt, daar shockeer je niemand mee. Maar een ‘vrije opvoeding’ zegt helemaal niks over de vrijheid die je zelf ervaart. Ik denk zelf inmiddels dat er bar weinig ‘voeding’ zit in een ‘vrije opvoeding’.”
Je beschrijft in je boek hoe jullie op reis gingen richting China, als reizend theatergezelschap. Terwijl er vrijwel niemand in het gezelschap enige ervaring had op een podium. Was dat ook de charme van de wereld van Ruigoord: dat je gewoonweg kon uitroepen wie of wat je was, en dan wás het zo?
“Jazeker. Dat vond ik het mooie aan die periode: dié vrijheid bestond écht. Gewoon naar China reizen, en je ziet wel hoe je er komt, of hoe je rónd komt. Of we gaan proberen zelf ballonnen te plakken, en blijkt dat te lukken, dan noemen we ons een Amsterdam Ballon Gezelschap en gaan we ‘happenings’ organiseren, whatever that may be.”
Ruigoord bestaat nog steeds. Hoe kijk je er nu naar?
“Een relikwie van een periode, waar het ook zijn bestaan aan heeft te denken. Maar die oudere generatie, van de pioniers, is nu ouder aan het worden, waardoor een nieuwe generatie de mogelijkheid krijgt zich te ontplooien. Ik denk ook dat het goed is dat die oude generatie een stap terug neemt. Want hoeveel vrijheid en ruimte en inspiratie ze zichzelf ook toedichten, het zijn toch grote ego’s. Die vorige ruimte maakt best moeilijk ruimte voor mensen die in de startblokken staan. Ook oude hippies kunnen grote ego’s zijn die op hun troon willen blijven zitten.”
Je beschrijft je vader als een ‘flierefluitende, vrouwenverslindende, bourgondische, striptekenende kunstschilder’. Had jij zelf voornemens over het vaderschap?
“Ik stapte er eigenlijk vrij ondoordacht in. Ik had er niet veel over nagedacht. Het was wel gepland, en ik vond het vooral fantastisch, echt helemaal te gek. Maar toen mijn zoon drie werd, de leeftijd waarop mijn ouders uit elkaar gingen, kreeg ik daar opeens vragen over. ‘Wat was er nou zo belangrijk voor jullie, dat dit niet meer werkte?’
Toen heb ik mijn ouders gevraagd of ze me dat nog eens wilden uitleggen. Dat hebben ze gedaan, op hun manier dan. ‘Het werkte gewoon niet meer.’ Die flierefluitende ontrouw van mijn vader was ook geen fijne basis, volgens mij. En het was ook de tijd, denk ik. Ik kende als kind helemaal niemand van wie de ouders nog bij elkaar waren. Pas echt jaren later kwam ik mensen tegen die ouders hadden die nog getrouwd waren. Ik was vooral verbijsterd: ‘Wát? Zijn die nog bij elkaar? Hoe is dat dan?’ Wat burgerlijk!’ Haha.“
Je zoon Robin is acteur, je vrouw Vanessa is directrice van één van de grootste agentschappen in de filmwereld, en zelf is ze weer de dochter van een gerenommeerde kunstenaar en creatieve moeder. Hoe voorkomen jullie dat je de hele dag praat over toneel en film, en elkaar bestookt met filmcitaten?
Lachend: “Ja… Dat gaat eigenlijk vanzelf. De gesprekken bij ons thuis gaan eigenlijk alle kanten op, zeker niet alleen de kant van ‘het vak’. Maar inderdaad: als ik een film kijk, word ik er óf helemaal in meegezogen, óf ik keek vooral hoe hij gemaakt is. Robin is nu afgestudeerd filmmaker, en hij weet echt veel van arthouse films. Hij kan me films laten zien die ik nooit heb gezien, waar ik nog nooit van heb gehoord en waar ik waarschijnlijk ook nooit zelf naar zou hebben gekeken. Hij vindt mijn filmsmaak waarschijnlijk verschrikkelijk.”
Van alle iconische mannen die je als acteur hebt neergezet, was welke lastiger: Judas, of Herman Brood?
“Eh.. Herman Brood. Omdat hij een icoon was dat bij zoveel mensen op het netvlies stond, dus dan sta je als acteur eigenlijk al op 3-0 achterstand. Wat ik moeilijk vond toen ik heel diep in de rol dook, was dat ik soms heel boos werd op zijn keuzes. Van Judas hebben veel minder mensen een beeld. Ik heb alle informatie opgevraagd die over hem bekend was, en dat was heel weinig, iets van tien pagina’s.
Uiteindelijk was mijn conclusie: Judas is de manager van Jezus. De Koos van Dijk van Herman Brood, dat was Judas van Jezus. Toen we over The Passion vertelden bij DWDD, kwam de directeur van de EO naar me toe, ik denk omdat hij bang was dat ik rare uitspraken zou doen over Jezus, de Bijbel of Judas. Ik vertelde hem toen hoe ik Judas zag. Hij vond het een ontzettend lieve interpretatie.”
