Als kleuter zong mijn broer in de supermarkt luidkeels over zijn blije hart, dankzij een zekere langharige timmerman. Mijn moeder snelde dan naar de auto, toch een beetje bang om als religieuze fanaat gezien te worden.
Hij was niet de enige vrome van de familie.
Zelf smeekte ik mijn moeder geregeld om mee te gaan naar de kerk. Op school had ik dan een tekening gemaakt waarvan de juf beloofd had dat die zondagochtend aan het gangpad zou schitteren. Standaard volgde op mijn vraag een diepe, moederlijke zucht. Af en toe verliet ze met flinke tegenzin vroeg haar bed om samen met mij de kerkklokken te gehoorzamen.
Tsja, dat krijg je nu eenmaal als je kinderen op een christelijke school zet – ook als je zelf niet meer ‘in de heer’ bent. Geloof wordt dan iets vanzelfsprekends en magisch tegelijkertijd, want zo werkt het kinderbrein.
Als kind wilde ik dolgraag in iets goddelijks geloven, in mijn tienjaren nam de nuchterheid de overhand. Maar pas toen ik als achttienjarige in Amsterdam terecht kwam, besefte ik dat niet iedereen de ins en outs van de Bijbel kent.
Toegegeven: in de Bible Belt waren openbare scholen destijds schaars. Mijn basis- en middelbare school waren protestants light, vol met leraren die ’s ochtends met tegenzin het verplichte verhaaltje uit de Zoutkorrel oplepelden. Dit christelijke boekje verbindt Bijbelse verhalen aan ‘alledaagse’ situaties van tieners.
Doodsaai, maar de echte lesstof was – in mijn herinnering – ongekleurd.
Op reformatorische scholen in de omgeving was dat anders. Bij een vriendin werden seksuele voorlichting en de evolutieleer volledig overgeslagen. Voor een vak over religie en filosofie bezocht ik een school waar meisjes met broeken zelfs in lesboeken niet getolereerd werden. Een zwarte stift verstopte vrouwenbenen onder een getekende rok tot aan de enkels.
En dat mag allemaal. Door artikel 23 in onze grondwet gaat de vrijheid van onderwijs bijna boven alles. En niet zonder consequenties. Eind 2021 berichtte NRC dat uitgevers onder druk van reformatorische scholen bikini’s en dino’s uit lesboeken weren. Twee weken terug bleek dat ouders op deze scholen vaak ook nog steeds een ‘antihomoverklaring’ ondertekenen.
De veiligheid van LHBTI-kinderen komt zo in gevaar. Net als het recht van ieder kind om, ondanks je opvoeding of achtergrond, op school in aanraking te komen met zaken die het wereldbeeld van je ouders tegenspreken. Daar hoort een klas vol kinderen met andere religieuze, culturele of sociaaleconomische achtergronden bij. Wat dat betreft mogen gymnasiums en antroposofische scholen in villawijken ook meelezen.
Bijzonder onderwijs dat het eigen, beperkte wereldbeeld aan kinderen oplegt en geen andere visies tolereert – hoe eerder we het afschaffen, hoe beter. School is hét moment om buiten je bubbel te treden, voordat je als volwassene alleen nog met jezelf, maar dan in tienvoud, aan de bar zit.
Voor mijn vak over religie en filosofie bezocht ik als tiener een moskee, ontmoette ik een Jehova’s Getuige en bracht ik een weekend door in een klooster. Ik mediteerde voor de eerste keer, sloeg een Bhagavad Gita open en leerde waarom Nietzsche schreef dat God dood was.
Een geweldig vak om op alle scholen aan te bieden, lijkt me zo.
Inmiddels geloof ik meestal in niets. Maar als ik in een kathedraal ineens verdwijn, weten reisgenoten dat ik een kaarsje voor mijn oma aansteek. Kijk ik in een willekeurig gebedshuis naar boven, verwacht ik ergens toch een stem te horen.
Die tik heb ik wellicht aan die ochtenden met de Zoutkorrel te danken. Net als de fysieke onmacht om God met een kleine ‘g’ te schrijven, trouwens.
