Van leedvermaak en zelfspot tot flauwe woordgrappen. Scheetkussens, broeken naar beneden trekken in de puberteit tot je bejaarde vader keihard uitlachen wanneer hij verkeerd appt – en die tekst nog jarenlang tegen hem gebruiken. Onze familie heeft humor als coping-mechanisme.
Toen tante Els zwaar dementeerde, had neef Erik op verjaardagen de lachers op zijn hand wanneer hij zich, telkens opnieuw, aan haar voorstelde. “U weet het niet, maar ik bak de pizza’s hier: mijn naam is Mario.” Els schoof vaak, met denkbeeldig servies in handen, aan tafel, waarna Erik haar fictief opschepte en inschonk. Familieleden vonden het geestig, vrienden en buren ongepast. Meedenken in haar imaginaire wereld was juist een teken van liefde, weet ik inmiddels.
De grappen gaan gezellig door nu mam in het tehuis voor dementerenden zit. In schrijnend tempo holt ze achteruit: ze eet als een dokwerker maar valt alleen maar af. Als ze we haar een middag meenemen om te bowlen of met de kleinkinderen samen wandelen, is het bij terugkomst hallucinatie-tijd. Pap denkt dat het door het ‘pittige eten’ komt, maar ik vrees dat haar brein zoveel gezelligheid en geluid niet verwerken kan.
Tot ergernis van de bewoners gaat mam met spullen van anderen aan de haal. Gisteren vond ik een fotoalbum onder mams bed. Oranje jaren zeventig foto’s van boomlange mensen. Statige vakantiekiekjes van lijzige, pezige mensen. Daar zat geen bekend gezicht tussen. Toen ik vroeg hoe het er kwam, keek mam verbaasd op. “Ik heb geen idee.”
Anderen reageren fel op het ‘stelen’. Bijna primitief want de beschaafde laag is bij allen verdwenen. Begrip voor mams geestelijke toestand ontbreekt, empathie kun je hier alleen van verzorgers verwachten. In het dagelijkse verslag lees ik steeds vaker dat ze aan het eenpersoonstafeltje dineert. “Weg van de groep en dat vindt u prettig.”
Soms is er geen ruimte voor een grap. Als mam mandarijnen met schil opeet, en de Celebrations die pap voor haar meebrengt met verpakking en al inslikt. Ze had een flesje wijn voor water aangezien en het in één teug naar binnen gegooid. De verzorgster belde: mam was van streek, de darmen ook. En toen zei ze met zachte stem: “Dit is moeilijk voor u en uw moeder want het is het officiële begin van de laatste fase van alzheimer.”
Lichte paniek maakte zich van me meester. Ook al weet ik dat als het even tegenzit, zoals bij tante Els, die fase gerust nog acht jaar kan duren. Ik stopte met werken en stapte op de fiets richting mam. Ze was vrolijk en lachte ontspannen. Mam wist niks meer van wat er die ochtend had plaatsgevonden.
“Ze neemt ons gewoon in de maling”, appte ik m’n broer voor de grap. Op dat moment rustte ze haar hoofd zacht op mijn schouder. Ik wilde het liefst even huilen maar slikte de tranen in en gaf haar een knuffel.
Vandaag wordt ze tachtig. Ik neem slingers, gebak en de meiden mee. “Zal ze de taart met of zonder servet eten?” vraag ik me hardop af. De dochters lachen. “Dat maakt niet uit,” zegt Charlie achterin de auto. “Ze is jarig, dus ze mag zelfs met haar vingers eten als ze dat wil. Het is háár dag!” En zo is het.
Dat dit wellicht haar laatste verjaardag is, durf ik niet te uiten. Als we aankomen, neemt de verzorgster me apart om te melden dat mam vanochtend zonder kleding voor het raam had gestaan. “O”, zeg ik, “Wen daar maar aan…. dat zit in onze familie, We zijn allemaal wel van het streaken.”
Ik geniet van het feit dat de verzorgster twijfelt hoe ze moet reageren. “Er is er een jarig”, zeg ik. “Dus laten we er een feest van maken.” Dan loop ik de kamer weer binnen en schreeuw naar mam en mijn dochters: “Oké, en dan nu allemaal de kleding uit!”
Deze column is eerder gepubliceerd.
