“Wat is het protocol?”, was het eerste dat mijn 13- jarige vroeg toen ze vrijdag ziek thuiskwam na een positieve coronatest. Ze had gelukkig nog een thuistest in haar rugtas zitten. “Ik moet echt naar school, want het is volgende week toetsweek. Mam, moet ik binnen blijven? Nee toch? Ik ben alleen maar verkouden.”
“Ga eerst maar eens naar bed”, zei ik, omdat ik werkelijk geen idee had. “Dat zoeken we dit weekend wel uit.” En even later: “Je hebt koorts.” In paniek keerde ik me naar Charlie, die ook al een paar dagen loom, moe en bleek was. “Hoe voel jij je?”, vroeg ik. “Wel ok.”
“Mogen we wel knuffelen?”, vroeg Puck. “Natuurlijk”, antwoordde ik, want dat is een levensbehoefte. En juist als je ziek bent heb je aanraking nodig. “Moet ik nu de hele dag op m’n kamer blijven? Anders steek ik jullie aan.” Puck had haar pyjamabroek aangetrokken en een dag Netflix onder de dekens in het vooruitzicht. “Nee, we blijven gewoon met z’n allen even binnen.”
In de bijkeuken zocht ik naarstig naar een thuistest. We hadden er op een gegeven moment toch een stuk of zeshonderd liggen? Waar hadden we die krengen verstopt? Achter de knutselspullen of toch bij het hondenvoer? Charlie vond ze uiteindelijk in de kelder, keurig op een stapeltje. Binnen een kwartier bleken onze resultaten negatief. “Ja, wacht maar, nu nog wel”, zei de puber sceptisch.
Als Charlie spontaan niest als ze naast me in de auto plaatsneemt, twijfel ik. Ze kijkt me aan. “Moet ik nu ook thuisblijven?” Ik haal m’n schouders op. Godsamme. WAT IS HET PROTOCOL MENSEN? Wanneer kunnen ze verdorie naar school?
En wat is er trouwens mis met gewoon in het openbaar een beetje verkouden zijn? Ik mis het zonder gene even goed je neus ophalen. Met open mond ademen omdat het simpelweg anders niet gaat. Dat je zonder ‘sorry’ of ‘ik heb geen corona’ te zeggen naast iemand in de auto zit en kunt niezen. Niet meteen het beddengoed op standje kokendheet wassen zodra een gezinslid snot produceert.
Voor corona ging je met een zere keel gewoon naar school of werk tot je stem verdwenen was en je misschien angina had. Je waste niet de godganse dag de vellen van je hand bij een griepje. En waar zijn de mannen uit mijn jeugd gebleven, die hun katoenen zakdoek als prop in hun zak hielden, en je dat als troost aanreikten als je je knie had bezeerd? Zodat je je tranen kon afvegen met hun belegen, krokante korsten? Als dat geen weerstand opbouwen was, weet ik het ook niet meer.
Voor iemand die niet graag regels volgt, ben ik destijds vrij snel in het corona-keurslijf gegaan. Ik voelde me verantwoordelijk voor alles en iedereen; van groepsimmuniteit van de bevolking en mijn kwetsbare bejaarde ouders tot collega’s met oncontroleerbare niesbuien.
Maar ik besef dat ik na een virusvrije lente en zomer, volledig de kluts kwijt ben. Volgens de website van de school mag Puck terugkomen als ze koorts- en klachtenvrij is. Huisgenoten hoeven niet thuis te blijven, lees ik ergens anders. Tegen haar zin plaats ik Puck met een handdoek boven een bak met kokend heet water met een soort Vicks-capsule en laat de boel stomen. “Jezus, wat heet!”, gilt ze.
Ze hoest, moppert, blaft en gorgelt als een dolle. Ik denk aan het filmpje waarin je bacillen verschillend ziet bewegen, bij een geventileerde en niet-geventileerde ruimte en zet een raam open. Ondertussen lach ik om het live-stoomverslag: “Mam, ik zie het snot gewoon drijven…” en daarna: “Maar het helpt wel!”
Uit weemoed zou ik het liefst haar mooie gezicht afdrogen met een katoenen zakdoek. Ik heb alleen maar een handdoek liggen. Kokendheet gewassen, uiteraard.
