Leon Verdonschot legt voor LINDA. iemand het vuur aan de schenen. Deze week is Joshua Nolet (35) aan de beurt, de zanger van Chef’Special. Komende week begint de tour van de band rond het nieuwe album New Gold.
Vorig jaar vierden jullie je 15-jarig jubileum met een show in de Ziggo Dome. Je zette tijdens die show een fan in het zonnetje, omdat die Lucas al om half negen ’s ochtends voor de zaal zat. Heb je dat zelf ook wel eens gedaan?
“Dat niet. Maar ik kan me wel herinneren dat als hiphop-artiesten waar ik heel erg fan van was naar het Patronaat kwamen of in Paradiso of de Melkweg speelden, ik altijd heel erg mijn best deed om met ze in contact te komen. Om ze mijn eigen mixtape te geven, of een opname met mijn eigen raps bij ze te krijgen. Ik zocht altijd naar een way in. Dat kon ook zijn door zo vooraan te gaan staan dat ik ze een cd’tje kon geven tijdens hun show. En ik weet nog dat rapper KRS-One een blok in zijn show had, waar hij breakdancers en bboys uitnodigde op het podium om te komen dansen. Dat deed ik dan ook, en dan vertelde ik hem ook: ‘Yo’, I’m a rapper.’ Ik was een heel erg hongerig pubertje dat in contact wilde komen met zijn idolen.”
Wat sprak die hiphop uit de jaren negentig, gemaakt in de zwarte wijken van de grote steden in de Verenigde Staten, jou zo aan, als witte jongen in Haarlem?
“Ik denk dat het alles te maken heeft met mannen die hun stem proberen te vinden te midden van hun omgeving. Mannen die hun identiteit proberen te vinden en die hun binnenwereld ontdekken en verwoorden. En dat is niet iets wat mannen nou heel erg wordt geleerd.”
In een toelichting bij jullie nieuwe album ‘New Gold’ stel je dat jullie in het verleden optreden benaderden als ‘even ontsnappen aan de werkelijkheid’. En dat jullie je sinds kort realiseren dat het eigenlijk precies andersom is. Hoe kwam je tot dat inzicht?
“Ik denk dat het een gevoel is dat de afgelopen jaren bij me is opgekomen. Jaren waarin ik me realiseerde dat ik voor mezelf steeds een omgeving had gecreëerd waar ik aan wilde ontsnappen. Dat kon op veel verschillende manieren, en een ervan was het spelen van een show met de band. Maar als je vlucht, moet je op een gegeven moment ook weer terúg komen.
Dat proces van escapisme en dan weer terug, dat vond ik op een gegeven moment zó onrustig. Steeds mijn plek terugvinden en me afvragen waar die plek dan was. Ik wil me gewoon de héle tijd thuis voelen, waar ik ook ben. Of dat nou met de band is, of in mijn relatie, of met mijn kindje. Onze liveshow wil ik zien als een verlengstuk van mij, van ons. En niet als iets dat ons weghaalt bij onszelf. Het moet voelen als thuiskomen. Ik ben er achter gekomen dat zo door het leven gaan een stuk duurzamer en gezonder is.”
Je hebt in het verleden gezongen over mentale problemen. Hoe gaat het in dat opzicht nu met je?
“Echt heel goed. Met mij persoonlijk, en met de band ook. Ik voel me echt goed, en het is met de band alsof we de vruchten nu plukken van het harde werk dat we hebben geleverd, zowel muzikaal als aan onszelf. Dus ja, ik ben in a good spirit.”
Hoe zag jij jezelf als vader voor je dat was?
“Ik werd best wel overvallen door het vaderschap. Toen het zover was, dacht ik wel: we gaan ervoor, maar ik wist tegelijk echt niet of ik er wel klaar voor was. En dus al helemaal niet wat voor vader ik dan zou willen zijn. Daar had ik wel even voor nodig, daarvoor was ik eerst te veel bezig met het opruimen van rotzooi bij mezelf. Inmiddels ben ik er achter dat ik een aanwezige vader wil zijn: iemand die er ís, die tijd heeft.
Een van de grote struggles in mijn leven is ergens zijn met aandacht. Ik ben echt een ADD’er: all over the place, honderd dingen tegelijkertijd aan het doen. Als ik kijk naar mijn eigen vader, mijn eigen voorbeeld, dan zie ik een heel lieve man, die ik altijd op een voetstuk heb gezet, een man die hard werkte om zijn gezin te onderhouden. Maar hij was niet aanwézig, ik kan me niet herinneren dat wij veel tijd samen hebben doorgebracht. Dat wil ik zelf dus wel, maar ik merk ook dat dat niet vanzelf gaat. Ik moet me ook een beetje losmaken van het voorbeeld dat ik heb gehad. Ik heb het gevoel dat dat steeds beter gaat.”
Zoals alle ambitieuze Nederlandse bands hebben jullie een Groot Amerikaans Avontuur gehad. Wat blijft toch die magie van doorbreken in de Verenigde Staten, wetende dat het eigenlijk vrijwel onmogelijk is?
“Omdat daar die muziek vandaan komt waar je als kind naar luisterde en die je zelf probeerde na te jagen. Als ik was opgegroeid met Chinese muziek, was dat China geweest. Ik vond het supervet, maar ik denk dat het voor een reden toen niet helemaal is gelukt. Ik denk dat we nog niet genoeg wisten wie we zelf waren. En dan ga je het toch te veel najagen en jezelf te veel laten leiden door anderen. Maar ik voel dat er nog van alles gaat gebeuren met de band. Het gevoel: anything can happen.”
Je hebt je voor je teksten op ‘New Gold’ laten beïnvloeden door de jaren tachtig. Een sterke onderstroom in de samenleving hing toen het idee van No Future aan, vanwege bijvoorbeeld de Koude Oorlog. Doet deze tijd je daaraan denken?
“Het doemgevoel dat we volgens mij nu collectief ervaren, heb ik niet altijd gevoeld, dat is iets relatief nieuws. We hebben wel als band altijd geprobeerd in onze muziek te verwerken wat we zien in de samenleving. Het is niet altijd gelukt, maar de poging was er altijd. De afgelopen decennia was popmuziek volgens mij vooral light entertainment. Verder ook heel cool, maar in de jaren tachtig was dat gevoel over de samenleving verweven in de muziek.
Ik denk dat dat heel belangrijk is, nu meningen juist zo vaak ongenuanceerd en niet vanuit het hart, maar vanuit het hoofd en de onderbuik de wereld worden in gespuwd. Waardoor je er niet ontvankelijk voor bent, of ze te heftig vindt, of ze meteen weerstand oproepen. Muziek is, denk ik, bij uitstek een vehikel om iets te zeggen wat je vindt zonder één van die reacties. Omdat je met muziek meer een wereld kunt neerzetten, in plaats van alleen maar een mening.”
Jullie thuisbasis is Haarlem. Is die stad veranderd door alle mensen uit Amsterdam die er zijn komen wonen?
“Het is wel iets minder grungy geworden. Het Haarlem dat ik ken uit mijn jeugd is het Haarlem waar je bijvoorbeeld overal met je bandje kon spelen, waar kruisbestuiving was. Nu voelt de stad iets gepolijster. Maar ik vind het nog steeds een heel fijne stad. Ik hou ook erg van de zee, van surfen.”
Is het joúw stad?‘
“Ik heb me nooit echt met één stad verbonden gevoeld, of met één plek. Ik had overal kunnen wonen. Mijn leven is begonnen met van Lissabon naar Tenerife naar Amsterdam naar Haarlem in een tijd van nog geen drie jaar. Haarlemmers noemen zichzelf muggen. Ik woon er heel graag, maar ik noem mezelf geen mug.”
