Entertainmentjournalist Eric de Munck checkt voor LINDA.NL wekelijks in bij een BN’er. Soms gaat het om goede vrienden, dan weer collega’s… of hebben ze elkaar juist nog nooit ontmoet. Deze week tv-rechter Frank Visser (71).
Meer dan vijfentwintig jaar is Frank Visser al te zien op televisie als tv-rechter. Hij schreef een boek over zijn leven, Met vallen en opstaan, dat deze week verscheen.
Het boek is eindelijk de wereld in, is dat nog een spannend moment?
“Nou, wel heel speciaal. Ik heb het eerste boek uitgereikt aan André van Duin. Met een hapje en een drankje, dus dat was een feestelijk ogenblik. Maar het werk is gedaan en het is nu aan het publiek. Ik heb mijn best erop gedaan. En ik vind het natuurlijk enorm fijn als veel mensen het lezen, het hele schrijfproces, en dat het nu af is voelt al als een beloning.”
Hoezo is het André van Duin geworden die ’t eerste boek krijgt?
“De uitgeverij vroeg aan wie ik het graag wilde uitreiken en toen dacht ik: we vragen het gewoon. Maar ik dacht ook: dat doet ie nooit, zo’n beroemde man. Het paste enorm goed bij het boek, waarin ik m’n leven beschrijf van een gewone jongen tot televisierechter. André is heel beroemd geworden, maar die is ook maar begonnen als gewone jongen en nooit naast zijn schoenen gaan lopen. Het is uiteraard een heel ander vakgebied, maar hij was voor mij altijd wel echt een soort rolmodel. Je kunt best vooruit in het leven als je echt je best wil doen.”

Een persoonlijk boek is het geworden. Over de financiële zorgen in uw jeugd, het overlijden van uw vader, opgroeien in een volksbuurt. Hoe belangrijk is het voor u dat mensen dit weten?
“Nou ja, het is mijn levensverhaal. Dus ik heb het niet geschreven omdat mensen dat moeten weten, maar omdat het zo is. Je hebt allemaal weleens een moment dat je van jezelf door dozen met oude foto’s moet gaan, omdat je ze uit moet zoeken. Maar het komt er eigenlijk nooit van. Tot je denkt: maar nu ga ik ze inplakken en komt er een album van. Zo is het met dit boek ook gegaan. Ik heb het hier over foto’s in mijn geheugen, die moest ik een keer inplakken. Mensen zeiden altijd tegen me dat ik die leuke verhalen echt eens moest opschrijven en ik dacht: ja wanneer dan, als ik dood ben kan het niet meer. Dus ik vond nu dat ik ze allemaal achter elkaar moest zetten en dan krijg je een boek.”
Voor wie heeft u dit boek dan geschreven?
“Op een bepaald moment is het natuurlijk wel leuk als zo’n boek ook daadwerkelijk uitkomt bij een uitgever. Dan kom je daar en dan krijg je die vraag ook: ‘Voor wie is dit boek geschreven?’ En dat is lastig. Is het ijdelheid? Nee, ik geloof het niet. Ik ben wel ijdel hoor, maar ik kom al zo vaak op televisie, ik zit niet echt te wachten op die extra aandacht. Dat was het niet. Maar toen dacht ik: misschien dat mensen er nog wel iets van kunnen opsteken. Want er zijn heel veel jongens en meisjes die in dezelfde situatie verkeren als ik toen, en die nooit voor mogelijk houden dat ze van een dubbeltje een kwartje kunnen worden. Die lezen nu misschien dingen in mijn boek waarbij ze denken: het kan wel, je moet alleen niet zo moeilijk doen. Je krijgt namelijk misschien niet zoveel kansen als rijke kinderen, maar ze komen wel. En dan moet je ze pakken. Dus dat was een reden, maar het heeft vanzelfsprekend ook iets therapeutisch. Want ga er maar eens aan beginnen, aan die foto’s. Dan moet je terug in het leven. Naar de leuke dingen, maar je komt automatisch ook bij de niet-leuke dingen terecht. Dus soms zit je te schrijven – dat deed ik van zeven uur ’s avonds tot drie uur ’s nachts, want dan kreeg ik het koud – en dan zit je het ene moment te lachen om je eigen grapjes, maar daarna ook weer met tranen in je ogen.”
Ik, en vele kijkers met mij, houd van u op televisie. Komt dat ook omdat u zelf niet met een gouden lepeltje bent opgegroeid?
“Oei, dat moet je eigenlijk aan anderen vragen, dat zou ik niet weten. En ik wil mezelf ook niet op m’n borst gaan slaan, haha! Zo van: kijk mij eens een gewone jongen zijn. Maar ik krijg wel enorm veel positieve reacties op mijn tv-programma’s. Als ik bezoek heb uit het buitenland zijn ze verbaasd over hoe vaak mensen me aanspreken op straat, voor een selfie bijvoorbeeld. Eigenlijk kom ik nooit iemand tegen die naar me gaat schreeuwen of beledigd is, maar of dat aan mij ligt? Geen idee. Misschien komt het ook wel door het televisieprogramma dat we maken.”

Dat programma, Frank Visser doet uitspraak op SBS 6, is een groot succes. Ík moet er enorm vaak om lachen, maar u neemt elke zaak echt uiterst serieus, nietwaar?
“Dat doe ik absoluut, daar is niets gespeeld aan. Lachen om andermans ellende is niet aardig, maar het gebeurt wel en dat is soms ook niet te voorkomen in het programma. Maar als dat lachen voortkomt uit een soort gevoel dat je beter bent dan die personen en ze daarom uitlacht, dan zegt dat meer over de mensen die lachen dan om de slachtoffers, vind ik. Dat heb ik echt helemaal nooit, omdat ik me zo enorm goed kan voorstellen dat ik zelf in zo’n situatie had gezeten. Het had in mijn leven ook zomaar heel anders kunnen lopen. Je moet niet vergeten dat echt iedereen zwerver kan worden, of in een achterstandswijk terecht kan komen, met vervelende buren. Denk niet dat het jou nooit kan overkomen. Ja, aan het einde van je leven kun je dat zeggen, maar anders niet. En de mensen die in de ellende zitten hebben daar niet zelf voor gekozen. De mensen die ordinair ruzie maken in een achterstandswijk hadden echt ook liever in een leuke woning in een vinexwijk gewoond, maar daar is het niet van gekomen. Lach ze alsjeblieft niet uit, dat meen ik echt. En dat is ook mijn grondhouding. Want toneelspelen en zeggen dat ik me weleens over hun probleempjes ga zitten buigen, dat voelen ze. En de mensen thuis zien dat ook.”
Is dat dan de reden dat de mensen in uw programma ondanks de problemen tóch zo enorm veel respect voor u hebben?
“Dat denk ik wel en dat is soms ook echt een zwarte last. Want vaak accepteren ze van niemand meer iets. De overheid vertrouwen ze niet, de woningbouw niet: het vertrouwen is volledig weg. En ik kan helaas ook niet zeggen dat dit ongegrond is. Als wij komen, dan is de politie de enige instantie die nog komt bij die mensen, de rest zie je niet meer. Mensen in het land zijn soms boos als we hun streek, hun omgeving op deze manier laten zien in ons programma. Maar dan zeg ik: ‘Ja, maar je wil niet weten, wat er daadwerkelijk in Nederland aan de hand is.’ Dat mensen in ons programma tegen zichzelf in beschermd moet worden, dat hoor ik ook vaak. Maar die mensen willen juist beschermd wórden, maar niemand doet dat: ik moet komen en dán pas gebeurt er wat. En dat lukt ook echt heel erg vaak. Omdat mensen mij respecteren kunnen ze het ook accepteren als ze uiteindelijk verliezen. Omdat ze gezien en gehoord zijn en serieus zijn genomen, dat vind ik oprecht een mooie uitkomst.”
U bent inmiddels al ruim vijfentwintig jaar tv-rechter. Hoe moeilijk is dat vol te houden met de omroeppolitiek van tegenwoordig?
“Vijfentwintig jaar op televisie, inderdaad, al is het nu op een andere zender dan vroeger. Dat doen er niet veel. Ik heb vele managers zien komen en heb ze zien gaan, maar ik bleef altijd overeind.”

Op een bepaald moment had u een hekel gekregen aan de KRO-NCRV, waar u toen zo’n twintig jaar werkte, staat in uw boek. Hoe zit dat?
“Een beetje een hekel staat er, haha. Ja, op een bepaald moment ben je echt op elkaar uitgekeken, zo was het. Ik voelde me niet met respect behandeld door de omroep. Dat is mijn gevoel, hè? Zij keken daar misschien anders naar. Op een gegeven moment heb je er dan geen zin meer in. Dat zijn allemaal kleine steekjes achter elkaar. Ik ga er nu niet dieper op in, maar in mijn boek staat precies geschreven wat er gebeurd is. Maar op een gegeven moment wilde ik stoppen met De Rijdende Rechter en toen kwam er opeens een nieuwe trein voorrijden. En daar stond op: SBS6. Toen dacht ik eerst echt wel: huh, SBS? Maar dacht ook: ik spring er gewoon op. Dat heb ik mijn hele leven gedaan, met alles.”
De ontmoeting met Viktor Brand staat ook uitgebreid beschreven in het boek, maar ik ben vooral benieuwd: hoe omschrijft u die gigantische chemie tussen jullie toch?
“Nou, het is niet zo dat we dagelijks bij elkaar over de vloer komen, hoor. Maar op de momenten dat we samenwerken voelt het altijd goed. Er is een enorm vertrouwen onderling, we lachen samen en hebben aan een half woord genoeg. In ons programma is het altijd ingebouwd, dat we elkaar een beetje plagen. Dan ben ik weer de oude opa en Viktor de jonge rebel. Het is een vorm van vriendschap, zo moet je dat ongeveer zien. En dat komt natuurlijk niet zo heel erg vaak voor in de televisiewereld. Meestal blijven mensen toch gewoon collega’s.”
Wat veranderde er voor u op het gebied van tv-maken na die overstap?
“Toen ik bij SBS6 begon, trok ik uiteraard meteen een heel ander kijkerspubliek dan bij de NPO. Maar die vlieger gaat ook op voor de zaken die we binnenkrijgen, heel anders dan ik gewend was. De zaken die we bij de NPO deden waren toch vaak van de gevestigde burgermensen, en bij SBS6 kwamen we midden in de moderne samenleving terecht. Ons programma is niet meer alleen maar voor witte mannen, maar echt voor alle windstreken. Ik ging eigenlijk een halve eeuw in de tijd vooruit toen ik mijn zaken voor SBS6 ging doen. Niks ten nadele van de zaken van vroeger hoor, maar dat maakte het voor mij wel echt weer een uitdaging om te doen. Het is niet hetzelfde gebleven. Ja, je blijft het recht van overpad houden en de schuttingen en de bomen, maar toch anders. Het gaf echt een enorme boost.”

Uw programma is voor veel mensen echt het laatste stationnetje, maar hoe krijgen we de rechter nou toch meer in de maatschappij?
“Joh, dat zal ik je vertellen, dat heb ik binnen drie maanden voor elkaar. Als de minister aan mij zou vragen: ‘Visser, ga eens met een groepje ouderwetse kantonrechters om de tafel zitten’, – kantonrechters zoals we ze vroeger hadden – ‘en ontwerp een procedure die voor heel Nederland geldt.’ Die zou ik dan bedenken. Voor kleine zaken, voor kleine mensen. En dat noemen we voortaan, net als vroeger: kantongerecht. Door het hele land, dus niet alleen meer in die bunkers in grote steden. En die bereikbaar zijn voor de gewone mens. Ik zweer het je, binnen drie maanden heb ik dat op poten staan. Dan kunnen mensen laagdrempelig en zonder al te veel kosten bij ons terecht. Veel rechters denken nog steeds dat ze immuun zijn voor de problemen in Nederland en het gebrek aan vertrouwen. Tot nu toe hebben rechters in ons land nog altijd een groot vertrouwen, maar dat kan altijd omslaan. Daarom vind ik dat de rechters juist terug moeten naar de gewone mensen.”
De bekendste tv-rechter van Amerika, Judge Judy, is inmiddels tachtig en werkt nog, alhoewel minder. Jouw verhaal voelt voor mij nog absoluut niet als een afscheidsboek. Klopt dat?
“Nee, zeker niet. Niemand heeft het eeuwige leven, maar voor de rest voel me ik me goed. En vergeet niet, mijn chauffeur die ook mijn secretaris is, die is tachtig. Ik ben nog steeds de jongste in de auto, haha.”
Het laatste hoofdstuk van het boek gaat over uw vrouw en haar diagnose Alzheimer. Dat is nog te pijnlijk om over te praten voor u, dat moet men absoluut lezen in het boek, maar ik vraag me wel af: wat voor cadeau is het dat u nu nog kunt werken als afleiding?
“Dat is natuurlijk heerlijk. En dan vooral door de mensen met wie ik mag werken, namelijk allemaal jonge mensen. Dat is een cliché, maar niets is zo leuk als met jonge mensen werken. Ze zijn lief voor je en respecteren je, en je leert ook nog veel van ze. Net als van mijn eigen kinderen trouwens. Dat houdt je ontzettend jong.”
Ik wil natuurlijk dat u voor altijd blijft, maar denkt u al eens na over een definitieve opvolger?
“Nou, ik heb af en toe al een vervanger hè, Bart Beuving valt een aantal keer per jaar voor mij in. Maar over een opvolger, ja, ik ga daar simpelweg niet echt over. Het is voor mij nu wel een fijn idee dat er in Bart een vervanger klaarstaat voor als het minder goed gaat of als ik een keer ziek zou worden, en dat hij ook meteen het vak leert.”
