Sommige mensen zijn gewoon sociaal onhandig, maar we zijn het socializen allemaal wat afgeleerd de afgelopen twee jaar.
Ik zou wel een soort sociale re-integratiecursus willen nu de wereld weer open is, een les in elkaar zoenend begroeten, wanneer wel of niet te knuffelen, in welk geval een hand geven of juist een luchtkus op afstand.
Hoe start of beëindig je ook alweer die korte gesprekjes op feestjes? Dan had ik me de reeks gênante momenten bespaard de afgelopen week. Zoals de vreemde man aan de bar tegen me zei: “Geeft niet, we moeten er gewoon weer even in komen”, nadat ik hem zomaar om de nek was gevlogen. Ik zag hem aan voor een oud-collega, deze compleet onbekende, die overigens wel verdomd veel op mijn collega leek.
“Hoe is het met jou?” vroeg ik na de omhelzing. “Goed”, antwoordde hij, “en met jou?” Niets aan de hand zou je denken, tot hij zei: „Ik ben Mark, en ik vind jou altijd zo tof op televisie”, waarna ik afdroop met de staart tussen de benen.
Misschien had ik gehoopt dat er niets veranderd zou zijn, dat we weer soepeltjes op feestjes door de menigte konden bewegen. Een knikje hier, een zwaaitje daar, een kort gesprekje tussendoor – om dan in de menigte met de rokken opgetrokken en de beentjes van de vloer onze knaldrang in te lossen. Een soort herleefde roaring twenties, maar dan een eeuw later. Niets was minder waar. Mijn entree op een première leek op een roestig vrachtschip door kruiend ijs.
We hebben zo hard geroepen dat we dit weer wilden, dat ik de keerzijde helemaal was vergeten. Het vreselijke gevoel van alleen naar een feestje te gaan zonder te weten of je er iemand kent, de techniek van zomaar bij een groepje aanhaken, zonder het lopende gesprek te onderbreken. In mijn herinnering was het niet dat op elkaar gepropte gedoe in een ruimte waar je niemand kunt verstaan; daar onderbrak niemand wie dan ook, en voegde je keurig in en uit gesprekken zoals in de rits-reclames uit de vorige eeuw waar auto’s naadloos in en uit hun baan schoven.
Dan maar richting de bar voor een drankje, een bitterbal, in ieder geval íets voor in de hand om het sociale ongemak te maskeren. Doelloos staan in de menigte is dodelijk. Met een halve burn-out op de fiets richting huis galmden alle gesprekken nog na in mijn hoofd. De stomme dingen die ik uitgekraamd had, iedereen die ik niet had begroet, maar wel had moeten begroeten. De ongemakkelijke stiltes. Mijn ratelmodus, alsof ik alle misgelopen conversaties van de afgelopen tijd op een avond in moest halen.
Geen roaring twenties dus, wel het tijdperk van sociale overprikkeling. Bad news for the introverts, dacht ik, corona is geen smoes meer om onder de sociale verplichtingen uit te komen. Eerst maar even in mini-quarantaine om uit te vogelen hoe dat ook alweer ging; de interactie met de ander.
