Ik hoor nog steeds haar geschreeuw. Nooit zal ik dat geschreeuw vergeten, het gekrijs sneed door mijn ziel. Het was afkomstig uit het appartement onder ons tijdens een vakantie in Turkije. En ik… ik deed niets.
De volgende ochtend hoorde ik hoe een andere buurvrouw de mishandelaar boos aansprak op zijn gedrag. En terecht! Dat had ikzelf ook moeten doen, die nacht. Die stilte, mijn onvermogen om in te grijpen, achtervolgt me tot op de dag van vandaag. Dat zou me nooit meer gebeuren, besloot ik daar, ter plekke.
Fast forward naar afgelopen winter, toen ik bij de toiletten stond te wachten op mijn beste vriend Steven, die tijdens een festival naar de wc was gegaan. Voor mijn neus zie ik een jongen van een jaar of zestien, zeventien zo met zijn vuist in het gezicht slaan van een meisje van diezelfde leeftijd. Zij rent weg, en hij rent erachteraan. Ik gooi mijn drankje weg en ren er ook achteraan.
Onderweg schreeuw ik tegen de mensen om mij heen “help me, help me”, want ik dacht maar één ding: dat meisje moet gered worden. Tevergeefs, niemand hielp me en er was geen beveiliger te zien. Toen ik ze had ingehaald, werd de jongen ook nog agressief tegen mij. Even ging het door mijn hoofd dat hij mij ook zou kunnen slaan, maar dat risico nam ik op de koop toe. Uiteindelijk renden ze alle twee zo hard weg dat ik hen niet kon bijhouden.
Iedere vrouw kent wel een vrouw in haar omgeving die geslagen of mishandeld is. Zo’n 1,2 miljoen Nederlanders van 16 jaar en ouder, dat is zo’n 8 procent van de bevolking, is weleens slachtoffer geweest van huiselijk geweld, bleek uit de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld die het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2020 uitvoerde in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum van de overheid.

Zelf ben ik opgegroeid in een omgeving waar geweld als een constante aanwezig was. Wanneer ik vanuit huis naar school liep of vice versa, langs de straatprostituees. Binnen mijn familie. Op school, waar klasgenootjes vaak met blauwe plekken verschenen omdat ze thuis ‘van de trap waren gevallen’. Dit was de realiteit waarin ik opgroeide en het heeft mijn kijk op de wereld gevormd.
Waarschijnlijk daarom dat ik er zo fel op kan reageren. Zo had ik een keer een woordenwisseling met een moeder op het schoolplein. Mijn zoon was toen nog klein en ik had hem geleerd dat hij wel mocht stoeien met jongens, maar dat hij nooit een meisje mocht aanraken, zelfs niet als zij hem eerst zou slaan. Die andere moeder was het daar niet mee eens. Volgens haar bestond er gelijkheid tussen de seksen en haar zoon moest gewoon terugslaan als hij geslagen werd, ook als het een meisje was.
Ingewikkeld aan geweld is dat het van generatie op generatie over gaat. Mannen zien bijvoorbeeld hoe hun vader hun moeder slaat en nemen dit gedrag over. Opvoeding is wat dit betreft alles. Jij leert je zoon hoe hij later omgaat met vrouwen. Tenminste: dat behóór je te doen. Niet schelden, geen denigrerende opmerkingen tegen haar maken. En haar zeker niet slaan.
Vijf jaar geleden ben ik met de rode-hakken-demonstratie op de Dam begonnen doordat een meisje in Turkije met messteken om het leven was gekomen door haar partner terwijl ze zwanger was. Maar vrouwenmoord, femicide, komt niet van de ene op de andere dag aanwaaien. Het slachtoffer maakt structureel geweld mee in huis.
Kijk niet weg als je ziet of weet dat een vrouw slachtoffer is van huiselijk geweld. Niet alleen red je er misschien een leven mee. Je bespaart jezelf ook een zware steen in je maag die je de rest van je leven met je meezeult, net als ik toen ik die nacht niet ingreep in Turkije.
