Baardmans en ik gaan over op de app. Raymond heet hij. Elke ochtend krijg ik een app. Of ik nog een paar foto’s heb, die ik gewillig stuur. Door de dag heen: ‘Wat ben je aan het doen’ en ‘Stuur nog even een fotootje nu live’.
Ik vermoed dat hij denkt dat ik een catfish ben en ik voel me eigenlijk wel gevleid.
Ik stuur braaf een live-foto en ik krijg terug: ‘Super leuk!’ Voor het slapen gaan: ‘Ik ga van je dromen. Stuur maar een heerlijke foto als ik morgenochtend wakker wordt. Geluksmomentje.’ En zo worden mijn gedachten van mijn liefdesverdriet weggeleid.
‘Mooi weer. Kom je naar de boot?’, vraagt hij. Nee, dat kom ik niet. Werk. De appjes zijn leuk, maar ik vind ze teveel naar erotiek neigen. Daar ben ik nog niet. Eerst nog afkicken van Mehmet.
‘Wat heb je een heerlijk broekje aan, daar wil ik wel in bijten’, is een van de reacties op een gewone outfit. ’s Avonds vraagt hij wat ik in bed draag. Ik antwoord: ‘Chanel nummer 5.’ Het legendarische citaat van Marilyn Monroe kent hij blijkbaar niet, want hij reageert te enthousiast. ‘Ik maak maar een grapje schat, ik heb een heel dikke pyjama aan.’
‘En wat eronder?’
‘Een grote witte bangmaker’, pareer ik zijn opwinding.
‘Hahaha, je bent echt grappig.’
Ik maakte geen grap…
Inmiddels heb ik twee nieuwe swipe berichten op Tinder gekregen. Niet onaangenaam. Ik match en zo heb ik niet alleen Raymond, maar nog twee aanbidders op de digitale reservebank.
Ik chat dat het een lieve lust is en laat mijn geknakte ego en mijn gebroken hart strelen. Het is niet alleen de afleiding, ik voel dat het ook een deel wraak is. One man’s trash is another man’s treasure. Eat that Mehmet! In gedachte scheld ik hem hartstochtelijk uit: Klootzak, eikel, sukkel. Dat doet goed. En dat is niet zo gek. Uit een onderzoek blijkt dat een flinke scheldpartij stress kan helpen verminderen, zo las ik in een populairwetenschappelijk tijdschrift. Volgens verschillende studies kun je pijn beter verdragen als je er flink op los scheldt. Nederlanders blijken daarbij vooral te strooien met ziektes zoals ‘kanker’ en ’tering’. Dit in tegenstelling tot onze zuiderburen die volgens onderzoek een voorkeur hebben voor geslachtsdelen en uitwerpselen, zoals scheefpoeper en lapzwans. Duitsers houden van anale verwijzingen. Het alom bekende arschloch wat zo lekker in de mond ligt.
Ondertussen dringt Raymond hard aan op een ontmoeting. Aarzelend stem ik uiteindelijk in. Waarom ik aarzel? Geen idee. Maar something’s off. Ik heb een beetje unheimisch gevoel. Hij wil het liefst bij hem thuis afspreken, gezellig wijntje in de tuin. Maar alles in me zegt nee. Uiteindelijk spreken we af ergens langs het water, niet ver van Amsterdam. Eind van de middag, als het nog licht is. Dat geeft me een beter gevoel.
Wanneer ik er naar toe rij, zegt alles in mij nee. Ik sta op het punt hem te bellen en te zeggen: ‘Luister, dit is geen goed idee. Mijn hart ligt nog bij een ander. Laat het maar even voor wat het is.’ Maar in plaats daarvan, bel ik mijn vriendin. ‘Joh, het is maar een drankje, je kunt zo weer weggaan als je wil. Ga nou maar gewoon.’
Ik ben er als eerste en haal een Fanta – geen wijn besluit ik – en schuif op een picknickbankje langs de waterkant. Dan zie ik hem aankomen in een veel te grote glimauto en ik weet direct; dit is het zó niet.
Hij gaat tegenover me aan de tafel zitten en bekijkt me op een bepaalde manier. Zo observerend van onder naar boven. Ik krijg er kippenvel van.
‘Zo’, zegt hij. ‘Net zo mooi als op de foto.’ Zelfs van zijn compliment word ik ongemakkelijk. ‘We hadden beter bij mij thuis af kunnen spreken in plaats van hier.’
‘Hoezo?’, vraag ik.
‘Een man en een vrouw die elkaar leuk vinden, wat doen we hier als we ook heerlijk thuis kunnen zijn?’
‘Nou, voorlopig daten. Elkaar leren kennen’, opper ik.
‘Nee joh, dat vind ik helemaal niks. Je bent toch niet zo’n type dat eerst weken wil daten voordat je heerlijk naast elkaar mag liggen?’
‘O’, antwoord ik, ‘daten vind je niks?’
‘Nee’, antwoordt hij.
Dan lijkt het alsof ik buiten mezelf treed en ik hoor mezelf zeggen: ‘En ik vind jou helemaal niks. Ik ga het hier ook bij laten.’
Ik sta rustig op, pak mijn sleutels en loop weg. De aller-kortste date van mijn Tinder-carrière.
Eenmaal in de auto kom ik een beetje tot mezelf en bel mijn mediamieke vriendin. ‘Hmm’, zegt ze. ‘Voelt inderdaad niet zo goed die vent. Maar goed dat je bent weggegaan. Die denkt dat met geld alles te koop is.’
‘En wat Mehmet betreft, die komt wel weer hoor. Doet dan net alsof er niks aan de hand is. Hij pakt gewoon de draad weer op alsof jullie elkaar gisteren nog hebben gesproken. Het duurt nog wel even en waarschijnlijk hoeft het tegen die tijd voor jou niet meer.’
Ik kan me dat nauwelijks voorstellen, maar het is wel een geruststellende gedachte. En dan maar hopen dat hij mij in gedachte ook helemaal verrot scheldt. Een Russische onderzoeker heeft namelijk ‘ontdekt’ dat mannen die veel schelden sneller impotent worden.
