Ja, het kan zomaar gebeuren, lege schappen in de supermarkt. Zonnebloemolie is officieel niet meer voorhanden. En juist in die momenten van schaarste haal je het in je hoofd dat je het echt nodig hebt.
Drentelend door de supermarkt gingen alle gerechten door mijn hoofd die ik niet meer zou kunnen maken. Maar waar heb ik het over? Alsof ik oliebollen zou bakken in april. Gefrituurde loempia’s. Aziatische gerechten wokken met iets anders dan zonnebloemolie is als vloeken in de kerk. We leven in een van de rijkste perioden uit de geschiedenis, van echte schaarste is hier geen sprake. En toch liep ik als een junkie naar een volgende supermarkt, op zoek naar zonnebloemolie. Uit onderzoek is gebleken dat trauma’s generaties door kunnen werken. Hoogtevrees, hongervrees, angst voor armoede, noem het op.
Mijn ouders hebben in hun vlucht vanuit Vietnam maanden vastgezeten in een vluchtelingenkamp in Hongkong, waar per dag slechts een kom rijst per persoon werd uitgedeeld. Droge, witte rijst, zonder smaakmakers of garnering. De anderen in het kamp haalden hun oorbellen uit de oren, visten hun verstopte gouden bezittingen uit oude sokken om ze aan mijn vader te geven en stuurden hem om een boodschap. Hij was jong, hij durfde en hij had een gat in het hek gevonden, de poort naar de echte wereld. Met gouden armbanden en kettingen op zak kocht hij het meest waardevolle waar hij en zijn medevluchtelingen naar snakten: Maggi.
Zelfs jaren later, veilig aangekomen en gesetteld in Nederland, staat de voorraadkast van mijn moeder nog altijd vol met Maggi. Ikzelf sprenkel het op mijn sunny side ups, doe het in de soep, over de rijst, op mijn brood. Alsof ook ik iets had in te halen. In de hamstergekte tijdens de eerste lockdown, sloeg ik geen toiletpapier in, maar smaakmakers. Liever de smaakmakers dan schone billen.
Overvloed heeft ons lui gemaakt, we zijn niet meer opgewassen tegen schaarste, omgaan met het idee soms even iets te laten. Bij de derde supermarkt, vond ik twee piepkleine flessen zonnebloemolie, zes euro per stuk. De caissière riep me terug: „U weet toch dat het max een fles per persoon is.” Ik vroeg of ze een beetje coulant kon zijn voor mensen met een hang naar Aziatische gerechten, dat ik toch echt geen tofu kon bakken in olijfolie. „Er is oorlog, dat weet u toch wel”, zei ze. „Ja”, zei ik. „Dat weet ik heel goed.” De man achter mij wilde mijn andere fles wel hebben. Ja, eerlijk zullen we alles delen, zo hoort dat. Thuis staat de fles zonnebloemolie nog altijd onaangebroken naast de maggi, als een trofee nog kostbaarder dan een paar gouden oorbellen.
