In mijn tienerjaren was het maar moeilijk meekomen met mijn geëngageerde vriendinnen, die stopten met vlees eten, demonstreerden tegen ongelijke meisjesrechten en hun loon als vakkenvullers doneerden aan Greenpeace. Ik deed aan liefdadigheid op mijn eigen manier, althans dat dacht ik.
Mijn ouders die in dit land zijn opgevangen als vluchtelingen hebben hun schuldgevoel naar het grote deel van de familie dat achter moest blijven, nooit weten los te schudden. Alles wat we over hadden, stuurden we op naar hen die nog altijd in armoede leefden.
We gooiden geen kleren weg. Mijn oude knuffels, Mickey Mouse pantoffels gingen allemaal in een plastic zak richting familie. Ook mijn lievelingsjurk die ik niet meer droeg omdat er in de mouw een klein gaatje zat. Mijn nichtje in Vietnam met dezelfde leeftijd als ik, maar door gebrek aan pindakaas en zuivel nauwelijks dezelfde bouw, keek naar de jurk. Ze droeg versleten kleren, had nog nooit een Happy Meal gehad of televisie gekeken. Het kon niet anders dan dat ze me om de nek zou vliegen om me te bedanken. Maar mijn nichtje weigerde de jurk. Ze was beledigd. ,,Je doet alsof arme mensen bereid zijn alles maar aan te pakken”, zei ze, “dat we geen smaak of voorkeuren hebben. En die pantoffels, daar hebben we niets aan, het is hier altijd twintig graden plus.”
Daar heb ik veel van geleerd. Ja, ik gaf de jurk om me beter te voelen, om gelijk op te kunnen met mijn vriendinnen, zonder na te denken over wat de hulpvraag precies was. Het is makkelijk om een paar tientjes over te maken naar een goed doel met de gedachte: “Ach, het zijn omgerekend maar een paar kopjes koffie.” Kleingeld overmaken om je even een goed mens te voelen. Excessief shoppen, en daarna je schuldgevoel in lossen door wat je teveel hebt in de kledingcontainer te gooien. Het heeft niets met liefdadigheid te maken. Wat als we stoppen met het doneren van onze afgedankte spullen, de kruimels van ons salaris, maar iets geven wat we níet kunnen missen. Een bedrag offeren dat pijn doet, een stukje woonruimte opgeven, onze kostbare tijd. Aan kledingzakken met oud beddengoed en feestjurken die niet meer passen, heb je niet zoveel als je huis en haard moet verlaten. Geen enkel medemens verdient ons afval, wel een werkelijke handreiking.
Mijn nicht wees mijn donatie af, niet uit ondankbaarheid, maar omdat ze haar integriteit bewaakte. Zijn we bereid in het midden van andermans pijn en verlies, te zeggen: “Ik ben bereid naast je te staan en het leed met je te delen.”? Liefdadigheid bestaat niet uit het doneren van wat je kunt missen, maar van datgene wat jijzelf denkt nodig te hebben als jij in die situatie zat.
