Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl regelmatig iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is schrijfster Esther Verhoef (55) aan de beurt. In haar nieuwe boek De mooiste tijd van je leven schrijft ze over haar leven met een leeg nest.
Je schrijft in je boek dat een huis zonder kinderen ‘vreselijk wennen’ was. Je schrijft ook: ‘Ik heb de neiging vrije uren op te vullen met werk.’ Vind je die neiging vervelend?
“Nee, dat is gewoon mijn natuurlijke staat. Ik vind dat helemaal niet erg, ik vind mijn werk gewoon heel leuk. Berry (Verhoefs man, red.) zegt weleens dat ik een onzichtbaar elastiek heb, dat mijn rug verbindt met de rugleuning van mijn bureaustoel.”
Je hebt een lijstje samengeteld met ‘do’s voor emptynesters’. Het zijn er 12. De eerste: ‘Jouw kamer, mijn kamer.’ Dus op Marktplaats met dat stapelbed, en de kwast met verf over die voormalige kinderkamer. Was je hier zelf goed in?
“Het is uiteraard een tip met een knipoog. Ik wil zeker niet pretenderen dat ik hier verstand hiervan heb, ik doe ook maar wat. Dat terug claimen van de kamer was in mijn geval zeer tijdelijk, hij werd snel terug-terug geclaimd. Toen de laatste de deur uitging, die inmiddels natuurlijk de mooiste kamer had, liep ik haar kamer in, en greep me dat wel aan. Haar kamer was opeens een ruimte waar de ziel uit was getrokken, en het was toen dat ik me echt realiseerde dat we nu in een andere fase waren aanbeland. Ik heb de kamer een poosje zo gelaten en ook ontweken, want ik werd heel verdrietig als ik er binnen stapte. Uiteindelijk hebben we deze kamer aangepakt, en van de kleinste slaapkamer een terugkom-kamer voor de kinderen gemaakt. Maar toen vervolgens de oudste dochter weer een tijd thuis kwam wonen, wilde ze natuurlijk niet het kleinste kamertje.”
Je haalt in je boek iemand aan die deze fase de ‘tussentijd’ noemt. Wist je meteen wat ze daarmee bedoelde?
“Ze legde het meteen uit. Je kinderen zijn de deur uit, je hebt nog geen kleinkinderen, de gezondheid van je ouders is nog goed: dit nu is de tijd waarin je grote dingen kunt doen. Als je dat nu uitstelt, heb je grote kans dat het afstel wordt. Omdat je kleinkinderen krijgt waarvoor je gaat zorgen, of omdat je gaat mantelzorgen. Bij onszelf heeft die tussentijd maar heel kort geduurd, omdat mijn moeder helaas opeens ernstig ziek werd, kort nadat onze laatste de deur uitging.”
Je hebt nog een opvallend advies: ‘Blijf (voorlopig) bij elkaar.’
“Omdat ik onderzoeken las waaruit bleek dat emptynesters soms wel twee jaar nodig om aan hun nieuwe leven te wennen. En wij zij zijn zelf ook verschillende vrienden kwijtgeraakt die in die fase uit elkaar gingen.” Lachend: “Al kan dat natuurlijk ook aan mijn bubbel liggen.”
Begrijp je de redenen daarvan?
“Ja, al geldt het niet voor ons. Berry en ik zijn zelf zeer actief geweest met niet alleen papa en mama zijn, maar ook man en vrouw. Ook in megadrukke periodes toen de kinderen nog klein waren was de vrijdagavond ónze avond. Wat er ook gebeurde, er kwam een oppas en het was onze datenight. Daarmee zijn we het zelf een stap voor geweest, denk ik, op dat moment waarop je elkaar opeens aankijkt en vraagt: wie zijn wij eigenlijk zónder de kinderen en zorgtaken?”
Je bent de meest genomineerde en bekroonde thrillerauteur van Nederland. Elke thriller van je was een bestseller. Op je site staan bij al die boeken de indrukwekkende verkoopaantallen. Vind je ze belangrijk?
“Belangrijk niet, wel heel fijn. Die aantallen zorgen ervoor dat ik me volledig op het schrijven kan toeleggen. Ik schrijf de boeken die ik zelf zou willen lezen, over normale mensen zoals jij en ik die in abnormale situaties terechtkomen. Verhalen die je laten verdwijnen in de wereld áchter de woorden en zinnen. Ik heb het geluk dat veel lezers dat ook zoeken in een boek.”
Je woonde met je gezin jarenlang in de buurt van Bordeaux. Is Frankrijk ooit je land geworden, of bleven jullie een soort expats?
“Het is mijn tweede land. Ik voel me er bijna net zo thuis als in Nederland. We hebben ons huis daar nog steeds. Onze kinderen zijn daar ook vier jaar naar school geweest. Onze oudste moest ’s ochtends om zeven uur in het dal op de schoolbus stappen. Die bus ging dan onderweg naar dat collège in de stad al die gehuchten af. En dan konden we hem ’s avonds om kwart voor zeven weer gaan ophalen in het dal, en had hij na het eten nog huiswerk. Voor een jongetje van elf vonden wij dat te zwaar.”
Hoe is jouw Frans?
“Na enkele wijntjes: vloeiend.”
Voor je thrillers schreef, heb je vele boeken geschreven over (huis)dieren. Waarom zijn dat bij jou zelf bij voorkeur voormalige zwerfdieren?
“Ik zal me altijd inzetten om het adopteren van buitenlandse asieldieren te promoten, ik kan het niet laten. Gelukkig is er steeds meer bewustwording over fokkers die alleen voor het geld fokken, die níet bezield zijn en niet vanwege cultuurhistorische waarde met één ras bezig zijn. Als mensen zeggen ‘Ik durf geen hond uit het buitenland te nemen’, denk ik: je hébt al een hond uit het buitenland, je weet het alleen niet: die kwam op transport uit Oost-Europa. Massaproductie uit zo’n broodfokschuur. De vraag naar pups is hier in Nederland vele malen groter dan waaraan fatsoenlijke fokkers kunnen voldoen. In zuidelijke landen is het andersom. Als je weet dat alleen al in Spanje 170.000 honden per jaar worden gedumpt en uiteindelijk afgemaakt, en dat dat ongeveer gelijk is aan het aantal mensen in Nederland dat ieder jaar een hond wil, dan denk ik: realiseer je dat een hond een individu is, en geen product. Elke hond is uniek. Ik ben in Spanje in asiels geweest waar 650 honden zaten. In één asiel. Echt, niet te doen. Mijn hart brak. Gelukkig hebben steeds meer mensen een hond uit Griekenland of Spanje. Juist die honden hebben zóveel liefde te geven. Omdat ze vaak letterlijk in de shit hebben gezeten, en weten hoe goed ze het hier hebben.”
