Journalist en auteur Maaike Olde Olthof is gescheiden en heeft twee dochters. Ze is mantelzorger voor haar moeder die dementie heeft. ‘Never a dull moment’ in dit atypische huishouden, waar Maaike wekelijks een column over schrijft.
Vandaag is het zover: voor het eerst in dertig jaar gaan we op shopping spree. Samen. “Heb je er wel zin in?” vraagt mam. Alsof ze het zelf nauwelijks geloven kan. Ik buig over haar heen en help haar in de autogordel. Daar raakt ze in verstrengeld als ze die zelf vast of los moet maken. “O ja, zeker”, antwoord ik blij.
Onze eindbestemming is mams favoriete winkel: een vijftigplus-modehuis in Twente. Een megastore met degelijke mode zonder enig overzicht: alles lijkt lukraak opgehangen en neergelegd. De kleding is niet op categorie maar op merk gesorteerd. Als je gericht voor een witte blouse of rode broek komt, dan heb je het zwaar: met een beetje geluk trek je na een half uur het eerste exemplaar uit een rek. Gelukkig hebben wij alle tijd. Mam, ons prinsesje, wil het liefst een compleet nieuwe zomergarderobe, dus ik heb er een hele dag voor uitgetrokken.
Een tiener – met een onhygiënische bak met corona-muntjes die je als entreebewijs gebruiken moet – begroet ons bij de ingang. Voor de zekerheid check ik de gevel: zijn we écht niet bij een old skool Twentse discotheek beland? ‘Een baaaacooo… Dat is dan drie munt’n.’
De zogeheten modeadviseurs die hier rondlopen zijn teuta’s. Die teuten dat het een lieve lust is, vooral met elkaar. Begrijp me niet verkeerd, dat is fijn, want juist bij het winkelen wil ik geen hulp en zoek ik geen aandacht. Mam en ik kunnen dus rustig samen in een kleedhok staan zonder dat iemand zich ’tegen ons aan bemoeit’. Het passen is een fikse uitdaging. De strakke pantalon gaat goed, vindt mam. “Nou, ben ik even blij dat ik hartstikke lenig ben”, zegt ze tevreden als ze haar voet in een broekspijp wurmt. Ze kan inderdaad lang op één been staan voor een 78-jarige.
Na de broek raakt ze de droad kwiet bij een zomerjurkje met diep decolleté. Ze stopt haar hand in alle gaten, behalve het juiste. Dan loopt ze pardoes de paskamer uit, op zoek naar een spiegel, terwijl er gewoon een in het pashok hangt.
“Mama, kom maar terug. Hier is ook een spiegel.”
“Ach, mien wichke, ik wet t soms nich …” Het Twentse dialect komt terug, niet gek in deze omgeving.
“Geeft niks”, zeg ik. Ze lacht en knijpt me zachtjes in de wang.
Alle uitgezochte kleding past perfect. Omdat het flink over het budget dreigt te gaan, wil ik pap, onze hulplijn, inschakelen. “Ik ga even de bank bellen”, en geef mijn moeder een knipoog. “Ja, doe dat maar. Die man kan een potje lastig doen over geld”, zegt ze bloedserieus. Ik lach. Als iemand vrijgevig is, dan is het mijn vader wel. Met een armvol kledingstukken lopen we richting kassa tot ik een typisch Maaike-jurkje zie. “Dan pas je die toch even”, moedigt mam me vrolijk aan. Ik twijfel. Waarom ook niet. “Wil je daar dan gaan zitten, mam?” Ik wijs richting een lege stoel naast het pashok. “Ik ben zo klaar.” Wanneer ik het gordijn wegtrek om de jurk te laten zien, is de stoel leeg. Ik kijk links en rechts. “MAM?”, roep ik in het luchtledige.
Na een paar minuten lichte paniek – waarom is het hier zo overdreven groot?!! – vind ik haar op de mannenafdeling. “Kom je mee?” In recordtempo trek ik de boel uit en aan. Stilzitten is niet mijn moeders hobby, want ze is wederom vertrokken. Ze staat nu om de hoek waar ze aansluiting zoekt bij een modeadviseur die uitgebreid een laag make-up bijwerkt. “Eh… is er iets mevrouw?” vraagt ze bits als ze ziet dat mam op haar afloopt.
Mijn moeder zit duidelijk om een kletspraatje verlegen en de vrouw ziet natuurlijk niet dat mam dementie heeft. Het nieuwe anderhalve meter-normaal is geen gewoonte en dat zal het voor mam nooit zijn. Tot overmaat van ramp deinst de mevrouw, bij wijze van stevige waarschuwing, terug.
Mam draait om en komt gelukkig meteen mijn kant op lopen. Ik trek zachtjes aan haar elleboog, ze moet de juiste kant op nu een andere klant ook hetzelfde gangpad nadert. “Wat een raar mens, vind je niet?” fluistert ze in mijn oor. Ik knik. “Even over de jurk, die stond me goed mam, dus die neem ik.”
“Nou wat leuk, dan krijg je die mooi van mij.”
“Lief”. Maar de jurk koop ik uiteraard zelf.
Als toegift rijd ik daarna naar mams geboortedorp in de buurt, langs het oude huis van opa en oma. We nemen een late lunch op een terras in het dorpscentrum. Het is een zonovergoten dag, de mensen zijn duidelijk huiverig om aan te schuiven. Wij niet. De aangewezen looproute naar de wc wordt genegeerd en elke zin die ze mompelt eindigt ergens halverwege, maar mam geniet. Met. Volle. Teugen. Ze steelt zelfs af en toe een frietje van mijn bord. Een gemoedelijk tafereel voor velen, een unicum voor ons.
“Jammer dat het uitje voorbij is”, zegt ze op de terugweg in de auto, de tas met haar nieuwe zomergarderobe pontificaal op schoot. “Ik vond het gezellig.”
“Ik ook, mam.” Ze legt een hand op mijn bovenbeen. “Je bent een beste meid… Ie bint mien wichke.”
Ik glimlach en focus op de snelweg omdat ik bang ben dat ze mijn ontroering ziet. Dan draait ze zich verder naar me toe, oprecht verbaasd: “Zeg, vertel nu eens waarom jij eigenlijk zelf niks gepast of gekocht hebt?”