Op de lagere school, inmiddels eeuwen geleden, had ik in de vijfde en zesde klas, nu groep zeven en acht, een leraar die zijn weerzin voor andere culturen niet verborg. Op een dag had hij het over ‘Arabieren’ en hoe ze anders waren en gevaarlijk, omdat ze voor hun geloof willen sterven. Ik schaamde me, voelde mijn hoofd rood worden en mompelde zacht dat het niet waar was, maar niemand die het hoorde.
Ik ben ermee opgegroeid, het idee dat ik minder was, omdat ik niet Nederlands ben. Het wordt je van kinds af aan ingepeperd. Nog steeds. Niet voor niks hadden we het toeslagenschandaal: mensen werden verdacht puur vanwege hun culturele achtergrond. En wat te denken van de politie die mensen aanhoudt simpelweg omwille van hun donkere uiterlijk. Dat zijn geen incidenten of onschuldige fenomenen. Het tekent je en verhindert je in je ontwikkeling.
En dan heb ik geluk dat ik een vrouw ben met een relatief comfortabel leven. Kinderen die opgroeien in achterstandswijken en met argusogen worden bekeken, hebben het zwaarder.
Dus toen ik afgelopen week een fragment zag van Pieter Cobelens, voormalig directeur van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst, die bij OP1 over Oekraïners zei ‘het is een Europees volk en dat hakte er erger in dan ik dacht’, werd ik een beetje misselijk. Ik hoorde op zich niks nieuws, maar dat het zo openlijk toegegeven wordt, is wel nieuw.
De witte, blonde, blauwogige slachtoffers uit de Oekraïne raakten hem meer, zei hij zonder enige gêne of tegenspraak, dan andere oorlogsslachtoffers met donker haar, donkere ogen en uit verder gelegen landen.
Hij was niet de enige. Ik zag internationale verslaggevers die verbaasd waren, omdat Oekraïne ‘een Europees en democratisch land’ is. Een ‘beschaafd land, in tegenstelling tot Irak of Afghanistan’. Oekraïners hebben een ‘Europees uiterlijk’. Ze lijken ‘op ons’.
Los van de feitelijke onzin – Europa en Amerika hebben zich sinds de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk schuldig gemaakt aan bloedvergieten – het onverholen racisme dat nu vrijelijk klinkt, dat het logisch is dat sommige mensen meer empathie krijgen dan anderen, vind ik ijzingwekkend.
Rutte zei ‘we zijn familie in Europa’. Maar dan wel een witte familie, waar mensen met een andere culturele achtergrond en donker uiterlijk niet bij horen. Ik vind het fantastisch en hartverwarmend hoe Oekraïners met open armen worden onthaald. Ik zou wensen dat alle mensen op deze manier werden geholpen. Maar dat is niet zo. Zwarte studenten en migranten die datzelfde Oekraïne willen ontvluchten, worden uit treinen geweerd en tegengehouden bij de Poolse grens.
Wanhopige vluchtelingen uit Syrië of Afghanistan worden door Europa geweigerd, ze verpieteren in mensonterende kampen zonder perspectief of hoop. Baby’s worden er door ratten gebeten. Mensen sterven in de kou. De Middellandse Zee is bezaaid met de lichamen van verdronken mensen wier enige misdaad was dat ze een beter leven zochten. Maar Europa wilde hen niet. Want ze lijken niet op Europeanen.
Onderscheid maken tussen mensen die op je lijken en niet, is behoorlijk primitief. Het idee dat de ene mens meer waard is dan de ander is de oorzaak van de meeste ellende op de wereld.
Ik lijk niet op een Europeaan. Toch voel ik, en heel veel bi-culturele Nederlanders met mij, geen enkele afstand tot Oekraïners. De solidariteit is vanzelfsprekend. Omdat we onszelf in de ander als mens herkennen en oppervlakkige uiterlijke kenmerken als huidskleur of religie er niet toedoen. Dat is iets dat je heel snel leert als je tussen twee culturen opgroeit: dat er geen verschil is, of zou moeten zijn, tussen mensen.
Maar dat die empathie voorwaardelijk is, wordt nu hardop toegegeven. Als het erop aankomt, worden we niet als Nederlanders of Europeanen gezien, maar als buitenstaanders die achter aan moeten sluiten en bij grenzen worden geweerd. Mijn maag draait ervan om.
