Het is de derde keer in anderhalve week dat de display aangeeft dat de bandenspanning te laag is. Ik stuur een paar vrienden een foto van de zachte autoband langs de snelweg, terwijl het verkeer voorbijraast.
Tussen de ‘Doe je voorzichtig?’ en ‘Zal ik je komen helpen?’, is ook het typische Monique-antwoord: ‘Dat overkomt je wel vaak de laatste tijd, hè? Dit is een teken van het universum.’
Nadat ik plaats heb genomen in het koffiehoekje van de garage (‘Uw band heeft een dompelbad nodig’) app ik haar licht geïrriteerd: ‘Een teken van… wat precies?’ ‘Dat je het rustiger aan moet doen’, antwoordt Monique pijlsnel. Je kunt zeggen wat je wil, maar ze antwoordt sneller dan het licht. Daar houd ik van.
Zij is een ‘Moonsister’. Je kent het wel: iemand die net als de zusjes Lexmond bij de maan zweert en wiens menstruatie standaard aanleiding geeft voor een gesprek over eb en vloed. Monique manifesteert tot ze er bij neervalt. “Je moet positief denken, Maaike. Zet je wensen overtuigend in het universum neer. Zie die drie ton op je rekening en de man van je leven in je deuropening staan.” Dat idee.
Negen van de tien keer geniet ik van haar teksten, omdat het zo ver van mij afstaat. Juist Mo’s acceptatie van het leven in deze vorm, zorgt dat ik met verbazing luister. Want eerlijk gezegd zou ik dat best ook wel willen: tegenslagen gemakkelijk accepteren. “Het is Bloedmaan, logisch dat je van streek bent”, zei ze een tijd geleden. Of deze: “Zoveel planeten die zich terugtrekken, dat trekt echt een wissel op je.” Het ligt dus aan de maan, de stand van de planeten en niet aan mn karakter dat ik een rothumeur heb en continu in de file sta. Heerlijk.
Toegegeven: als de natuur in verschillende vormen op de maanstand reageert, dan zal het vast ook z’n uitwerking op mensen hebben. Maar laten we wetenschap houden wat wetenschap is.
Monique en ik hadden een tijd nauwelijks contact toen Laura, onze gezamenlijke vriendin, ernstig ziek werd en wij dat verschillend benaderden. Terwijl Laura kotsend boven een emmer hing, na de zoveelste chemo, probeerden Monique en ik haar te steunen en op te beuren.
“Ik weet dat je het misschien niet wilt horen, maar ik geloof dat je op je pad krijgt wat je aankunt. Je kunt dit Laura, echt.” Ik was met stomheid geslagen. “Het is goed bedoeld”, voegde Mo eraan toe toen ze mijn gezicht zag. “Ook met goede bedoelingen kun je veel schade aanrichten”, siste ik boos.
“Je gelooft dus dat ik kanker krijg omdat ik de ziekte aankan?” Laura keek geërgerd op van de bank. Zo bleek had ik haar nog nooit gezien. “Lijkt me niet.” Laura had zelf de kracht niet voor alle bijtende zinnen die ik daarna, uit het zicht van de zieke, tegen Monique aan smeet.
Het wonder geschiedde: Laura werd beter, we groeiden allemaal – vanwege verhuizingen en nieuwe partners – uit elkaar. Monique en ik kwamen elkaar jaren later weer tegen. Af en toe botsen onze karakters, vooral als ze me wil adviseren op liefdesvlak: “Dit klinkt als je tweelingziel, dat wordt lastig voor je.” Of deze: “Jij wil altijd alles snappen, maar liefde gebeurt.”
Ineens staat de monteur naast me. “Mevrouw, de band had een klein gaatje. Die heb ik gedicht. Dus de auto staat al buiten klaar voor u.” Dat valt mee. Geen nieuwe band, nauwelijks kosten en binnen een half uur zit ik weer thuis. Ik app Monique dat het minder erg was dan dat het leek: “Het was maar een piepklein gaatje.”
“Kijk, dat is de positieve invloed van de huidige Jachtmaan”, antwoordt ze meteen. Ik krijg toch sterk de indruk dat ze me in de zeik zet.
